De inspecteur heeft aan belanghebbende naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd. Daarbij zijn eveneens vergrijpboeten opgelegd. In geschil is onder meer of de vergrijpboeten terecht aan belanghebbende zijn opgelegd.

Belanghebbende exploiteerde een agrarisch loonbedrijf. De inspecteur heeft een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen. Naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek is de inspecteur tot de conclusie gekomen dat ten onrechte de inhouding van loonheffing achterwege is gelaten ter zake van privégebruik van verschillende auto’s. Voorts is de inspecteur gebleken dat bovenmatige onbelaste reiskostenvergoedingen aan de werknemers zijn uitgekeerd.

De Rechtbank heeft in eerste aanleg overwogen dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat bij belanghebbende enige bewustheid aanwezig is geweest ter zake van een (aanmerkelijke) kans dat door de wijze waarop de administratie werd gevoerd, te weinig belasting zou worden geheven. Naar het oordeel van de Rechtbank is mitsdien geen sprake van (voorwaardelijk) opzet.

De Rechtbank overweegt dat door het niet bijhouden van rittenadministraties en het niet handhaven van het verbod om met de auto’s privé te rijden, belanghebbende had behoren te weten dat hij niet aannemelijk kon maken dat met de hem dan wel zijn personeel ter beschikking staande auto’s niet meer dan 500 kilometer in privé was gereden. Met betrekking tot de bovenmatige reiskostenvergoedingen is de Rechtbank van oordeel dat belanghebbende met in laakbaarheid aan opzet grenzende onachtzaamheid heeft gehandeld. Door de uitbetaling van de reiskostenvergoeding en het niet voldoen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, heeft belanghebbende dermate lichtvaardig gehandeld dat het aan zijn grove schuld is te wijten dat te weinig belasting is betaald. Belanghebbende heeft nagelaten de fiscale aanvaardbaarheid van de reiskostenvergoedingen te (laten) onderzoeken. De omstandigheid dat belanghebbende een adviseur heeft ingeschakeld doet daar niet aan af. De Rechtbank acht vergrijpboeten van 10% passend en geboden.

Het Hof deelt het oordeel van de Rechtbank voor zover het gaat over de adviseur die door belanghebbende is ingeschakeld. Verder vult het Hof aan dat de administratie met werkbriefjes die belanghebbende aan de accountant heeft afgegeven, onvolledig was. Zo waren er geen rittenregistraties, was er een onvolledige vastlegging van de gewerkte uren en een onvolledige administratie van de reiskosten. Hierdoor kon niet uitblijven dat de door de accountant gemaakte berekeningen van de af te dragen loonheffingen te kort schoten. Belanghebbende is derhalve grove schuld te verwijten.

Het Hof acht de (gematigde) vergrijpboeten van 10% eveneens passend en geboden. Het hoger beroep is ongegrond.

Gerechtshof Den Haag 21 september 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:2868

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2016:2868