Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd met een boete van € 10.000.

Belanghebbende drijft een onderneming dat zich toelegt op transport van voedingsmiddelen voor mens en dier. Een aantal werknemers van belanghebbende heeft deelgenomen aan een chauffeursopleiding. Naar aanleiding van een bij belanghebbende ingesteld boekenonderzoek heeft de inspecteur een naheffingsaanslag met boete opgelegd. Onder meer de boete is in geschil.

De inspecteur stelt zich op het standpunt dat door afdrachtvermindering te claimen voor een tijdvak waarin geen beroepspraktijkvorming meer heeft plaatsgevonden, sprake is van grove schuld omdat belanghebbende redelijkerwijs had moeten of kunnen begrijpen dat er te weinig belasting zou worden afgedragen. Zij heeft volgens de inspecteur nagelaten de zorgvuldigheid te betrachten die objectief gezien mag worden verwacht.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat abusievelijk over één loontijdvak te veel afdrachtvermindering is toegepast. Dit is volgens belanghebbende geen reden om een vergrijpboete vanwege grove schuld op te leggen, mede omdat er sprake is van een pleitbaar standpunt.

Niet in geschil is dat belanghebbende voor één tijdvak ten onrechte afdrachtvermindering heeft geclaimd. Van een pleitbaar standpunt kan ten aanzien van die afdrachtvermindering volgens de Rechtbank geen sprake zijn. Het claimen van afdrachtvermindering na het beëindigen van de beroepspraktijkvorming is volgens de Rechtbank dermate onzorgvuldig, dat de handelwijze van de belastingplichtige als grove schuld is aan te merken. De vergrijpboete is derhalve terecht opgelegd. De Rechtbank acht een vergrijpboete van 25% passend en geboden.

Wel constateert de Rechtbank dat zij niet binnen twee jaar nadat de boete aan belanghebbende is aangekondigd, uitspraak heeft gedaan. Om die reden dient de boete te worden verminderd met 15%.

Rechtbank Gelderland 19 maart 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:1211

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2018:1211