Verdachte is DGA van een (medeverdachte) rechtspersoon en wordt verweten betrokken te zijn geweest bij verschillende ‘schakels’ van een btw-carrouselfraude. Volgens het OM zou een fictieve handelsstroom zijn gecreëerd met valse facturen. Verdachte wordt – ook al had hij formeel gezien geen relatie met de betreffende rechtspersoon – verweten het feitelijk leiding geven aan het opzettelijk doen van onjuiste aangiften omzetbelasting alsook het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie. Het opzettelijk doen van onjuiste aangiften omzetbelasting is ook aan de medeverdachte rechtspersoon tenlastegelegd.

Uit het dossier blijkt volgens de rechtbank dat BV 1 facturen opmaakte die betrekking hebben op de in- en verkoop van metalen en schroot terwijl in werkelijkheid werd gehandeld in auto’s. Als gevolg hiervan gold voor de BV de verleggingsregeling en zou zij geen omzetbelasting zijn verschuldigd. Volgens de rechtbank heeft verdachte, die formeel gezien geen relatie heeft met BV 1, aan deze gedragingen leiding gegeven. Meerdere zakenrelaties verklaren slechts met verdachte contact gehad te hebben over de aan-en verkopen van BV 1. Daarnaast was verdachte – zo overweegt de rechtbank – gemachtigd tot het voeren van dagelijkse leiding van BV 1 en gaf hij instructies over het opmaken van de facturen. De rechtbank acht bewezen dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het onjuist doen van aangiften omzetbelasting en het opmaken van een valse bedrijfsadministratie door BV 1 (meermaals gepleegd).

Ten aanzien van de medeverdachte rechtspersoon volgt volgens de rechtbank uit het dossier dat niet op basis van alle facturen aangiften omzetbelasting werd gedaan en er te veel voorbelasting is geclaimd. De rechtbank overweegt dat verdachte (eind)verantwoordelijke was voor het doen van aangifte en zich bewust is geweest van het feit dat onjuiste aangiften omzetbelasting werd gedaan. Ook is verdachte door de boekhouder meermaals gevraagd om de volledige administratie ter beschikking te stellen. De rechtbank acht bewezen dat de medeverdachte rechtspersoon opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting heeft gedaan en dat verdachte daaraan feitelijk leiding heeft gegeven.

De rechtbank rekent verdachte aan een spilfunctie te hebben gehad in de btw-carrouselfraude. Bij de strafoplegging weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte onder meer het veroorzaakte fiscaal nadeel van  € 1.244.246,00. (ten aanzien van BV 1) en € 351.443 (ten aanzien van de medeverdachte rechtspersoon) mee. Ook betrekt de rechtbank een eerdere veroordeling voor belastingfraude in Duitsland ten nadele van verdacht bij zijn beslissing. De rechtbank legt aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op voor de duur van 30 maanden, na aftrek wegens overschrijding van de redelijke termijn. Conform de eis van de Officier van Justitie legt de rechtbank aan de medeverdachte rechtspersoon een geldboete op ter hoogte van € 35.000.

Rechtbank Overijssel 29 december 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:3994 https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBOVE:2022:3994 (verdachte)

Rechtbank Overijssel 29 december 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:3998 https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBOVE:2022:3998 (medeverdachte rechtspersoon)