Verdachte wordt verweten als handelaar in edele metalen niet te hebben voldaan aan zijn verplichtingen zoals neergelegd in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Verdachte zou meerdere contante betalingen hebben ontvangen waarbij het totale bedrag hoger dan € 15.000 was. In dergelijke gevallen ontstaat op grond van de Wwft de verplichting tot het melden van een ongebruikelijke transactie. Daarnaast zou verdachte in een vijftal gevallen hebben verzuimd te voldoen aan de verplichting tot het doen van cliëntenonderzoek.

Verdachte stelt dat er geen meldingsplicht was ontstaan omdat de transacties waren verricht door twee verschillende personen met aparte handtekeningen en betalingen. Er zou derhalve geen sprake zijn van een samengestelde transactie. Volgens de Rechtbank blijkt evenwel uit de bewijsmiddelen dat sprake is van een samengestelde transactie. De facturen van de verkopen hebben opeenvolgende factuurnummers die op hetzelfde klantnummer geregistreerd staan en waarbij dezelfde goederen werden verkocht voor hetzelfde bedrag. Daarnaast is op slechts één factuur transactiekosten in rekening gebracht en is de bestelling op hetzelfde moment en adres afgeleverd. Ten slotte lijkt op basis van het overeenkomende factuur-, e-mail- en afleveradres en dezelfde achternaam sprake te zijn van een familiaire relatie tussen beide cliënten. Weliswaar staan de betreffende facturen op verschillende namen, maar het verband tussen de facturen is dermate groot dat zij moeten worden aangemerkt als een samengestelde transactie.

De Rechtbank oordeelt dat ook in gevallen waarbij personen met een zekere relatie –bijvoorbeeld echtgenoten – samen aanwezig zijn en elk middels een aparte factuur goederen aanschaffen, er sprake is van een dermate groot verband tussen de transacties dat zij gezien moeten worden als samengestelde transacties. Het is volgens de Rechtbank dan ook niet de bedoeling dat de verplichtingen van de Wwft worden vermeden door aankopen te verspreiden over meerdere personen om zo onder de financiële grenzen te blijven. Nu sprake is van een samengestelde transactie, betreft deze transactie een contante betaling van meer dan € 25.000. Daarmee is sprake van een objectieve indicator, op grond waarvan verdachte deze transacties als ongebruikelijke transacties had moeten melden. Verdachte heeft dit nagelaten.

Ten aanzien van het verwijt dat geen cliëntenonderzoek zou zijn uitgevoerd, stelt verdachte dat daarvan wel sprake was geweest en dat deze gegevens ook waren bewaard in een digitaal dossier, maar dat de controlerende ambtenaar – kort gezegd – heeft geweigerd om daarvan kennis te nemen. De Rechtbank acht dit niet aannemelijk. De controlerende ambtenaar heeft gerapporteerd dat uit de aanwezige administratie niet kon worden vastgesteld of bij deze transactie de identiteit juist en volledig is vastgesteld en/of deze gegevens zijn vastgelegd en bewaard. De Rechtbank heeft geen reden om hieraan te twijfelen.

Wel is de Rechtbank van oordeel dat ten aanzien van één geval niet kan worden uitgesloten dat het cliëntenonderzoek wel was verricht, nu verdachte nadien stukken ter zake van het cliëntenonderzoek heeft overgelegd.

De Rechtbank verklaart de verdachte strafbaar en legt een geldboete op van € 12.000,- waarvan € 4.000,- voorwaardelijk.

Bron

Rechtbank Amsterdam 30 juni 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:3966

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2016:3966