De ontvanger heeft belanghebbende aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 24.900 voor de door zijn BV onbetaald gelaten naheffingsaanslag omzetbelasting over het kalenderjaar 2011. Belanghebbende is bestuurder van de BV en was dit ook in het jaar 2011.

De BV deed maandaangiften voor de omzetbelasting. Over 2011 heeft de BV, met uitzondering van de maanden februari en juni, nihilaangiften gedaan, zij het voor november eerst nadat aan de BV een naheffingsaanslag naar een geschat bedrag aan omzetbelasting is opgelegd. In oktober 2011 heeft de Rabobank de bankrekeningen van de BV en van belanghebbende geblokkeerd en verkeert de BV in betalingsonmacht. Naar aanleiding van de ontvangen melding van betalingsonmacht heeft de ontvanger bij brief van 26 juni 2012 vragen gesteld aan de BV en heeft de ontvanger vervolgens op 3 augustus 2012 de melding van betalingsonmacht beoordeeld als niet rechtsgeldig, wegens het niet ontvangen van de informatie waar in de brief van 26 juni 2012 om is verzocht en het ontbreken van een openstaande schuld van de BV.

In geschil is of belanghebbende terecht als bestuurder aansprakelijk is gesteld voor de omzetbelastingschuld van de BV.

Het Hof is van oordeel dat het doen van een onjuiste aangifte over het tijdvak december 2011 is te wijten aan grove schuld van de BV en ook van belanghebbende. De enige relevante transactie in dit tijdvak betrof de oplevering van een onroerende zaak, waarvoor belanghebbende namens de BV een factuur heeft opgesteld met vermelding van omzetbelasting. Naar het oordeel van het Hof had belanghebbende moeten weten dat de BV de aldus in rekening gebrachte omzetbelasting op aangifte dient te voldoen. Door desondanks een nihilaangifte in te dienen is sprake van een in laakbaarheid aan opzet grenzende onachtzaamheid.

Aangezien de grove schuld van de BV wordt veroorzaakt door het handelen van belanghebbende zelf, kan geen sprake zijn van een situatie dat het niet aan hem is te wijten dat het lichaam de betalingsonmacht niet rechtsgeldig kon melden, doordat opzettelijk of grofschuldig geen aangifte of een te lage aangifte is gedaan. In een dergelijke situatie is het handelen van de BV immers per definitie aan belanghebbende te wijten.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2020:229