Belanghebbende exploiteert sinds 1 maart 2012 een eenmanszaak, een bloemenstal. Belanghebbende heeft na te zijn uitgenodigd aangifte inkomstenbelasting gedaan voor het jaar 2013. Op grond van de aangifte is een primitieve aanslag opgelegd. Vervolgens is er een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangifte inkomstenbelasting en de aangifte omzetbelasting van de eenmanszaak voor het jaar 2013.

Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat er gebreken waren in het kasboek, zoals geen begin- en eindsaldo. Ook zijn pinontvangsten niet opgenomen, omdat die volgens belanghebbende geen invloed hadden op de contante geldstroom. Deze werden namelijk als ontvangst en uitgave geboekt. Ook kwam uit het onderzoek naar voren dat het brutowinstpercentage significant afwijkt (48%) van wat gebruikelijk is in de branche. Tot slot is er in het onderzoek een privévermogensvergelijking gemaakt. Deze leidt tot een negatief netto privé. Uit het netto privé blijkt dat belanghebbende over meer financiële middelen heeft beschikt dan dat er in de aangifte aan winst is verantwoord. Uit dit alles blijkt dat de administratie als verregaand ondeugdelijk moet worden beschouwd. De inspecteur heeft daarom een nieuwe opstelling van het kasboek gemaakt en een navorderingsaanslag inkomstenbelasting opgelegd, met vergrijpboete van 50%.

In geschil is onder meer of de vergrijpboete terecht is opgelegd.

De inspecteur voert aan dat de administratie ernstige gebreken vertoont, dat het brutowinstpercentage te veel afwijkt van wat gebruikelijk is in de branche en dat sprake is van een negatief netto privé. Door het niet volgens art. 52 AWR bijhouden van een deugdelijke administratie heeft belanghebbende willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangiftes onjuist zouden worden ingediend. Dit rechtvaardigt een boete van 50%, maar de boete is door samenloop verminderd tot 35%.

De Rechtbank is van oordeel dat de inspecteur geslaagd is in de bewijslast. Het is ten minste aan voorwaardelijk opzet van belanghebbende te wijten dat te weinig inkomstenbelasting is afgedragen. De gemachtigde van belanghebbende voerde nog aan dat belanghebbende onwetend was. Dit kan echter niet afdoen aan het feit dat te weinig belasting is geheven en de Rechtbank ziet ook onvoldoende grond om afwezigheid van alle schuld aan te nemen.

De Rechtbank acht de boete van 35% passend en geboden. De boete wordt nog wel verminderd doordat de inspecteur geen rekening heeft gehouden met de vermindering van het belastbaar inkomen na uitspraak op bezwaar. De boete bedraagt na vermindering € 1.419.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNHO:2020:7397