Verdachte, een registeraccountant, wordt er – kort gezegd – van verdacht dat hij als feitelijk leidinggever valse aangiften omzetbelasting en loonbelasting heeft gedaan, onjuiste rittenadministraties heeft verstrekt aan de Belastingdienst en een factuur valselijk heeft opgemaakt.

Verdachte heeft toegegeven dat hij opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting heeft gedaan teneinde “de liquiditeit binnen de club te houden” en de vennootschap draaiende te houden. Voorts heeft verdachte toegegeven dat hij de intracommunautaire verwervingen niet in de aangiften heeft vermeld. Verdachte verklaart niet te hebben geweten dat hij dit moest opnemen in de aangiften omzetbelasting.

De Rechtbank overweegt dat verdachte een registeraccountant is en als zodanig jaren werkzaam is geweest in de accountancy. Als registeraccountant heeft verdachte dan ook naar het oordeel van de Rechtbank niet alleen op boekhoudkundig, maar ook op fiscaal terrein de nodige kennis. De Rechtbank acht het relaas van verdachte dat hij niet wist dat hij dergelijke verwervingen op moest geven in de aangiften, ongeloofwaardig. De Rechtbank acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Tijdens het boekenonderzoek door de Belastingdienst is ook geconstateerd dat er binnen de onderneming betalingen aan personen hebben plaatsgevonden zonder dat aangiften loonheffingen zijn gedaan. De Rechtbank leidt uit de feiten en omstandigheden af dat sprake is geweest van een dienstbetrekking en dat er dientengevolge aangiften loonheffingen gedaan hadden moeten worden. De Rechtbank acht ook dit feit wettig en overtuigend bewezen.

Verder zou uit de kilometeradministratie die verdachte heeft verstrekt aan de Belastingdienst moeten blijken dat hij geen privégebruik heeft gemaakt van de door de onderneming aan hem ter beschikking gestelde auto’s. De controleambtenaren hebben evenwel aan de hand van CJIB-overzichten en APK-keuringen vastgesteld dat de kilometeradministratie niet correct is, hetgeen verdachte vervolgens ook heeft toegegeven. Ook ten aanzien van dit feit komt de Rechtbank tot een bewezenverklaring.

Wat betreft de valse factuur, heeft verdachte verklaard dat hij deze heeft opgemaakt met de intentie om de af te dragen BTW te verlagen. Ten tijde van het opmaken van de factuur wist verdachte dat de onderneming reeds failliet was. De Rechtbank overweegt dat de factuur daarmee een geschrift was dat bestemd was om tot bewijs te dienen van de rechtmatigheid van de vooraftrek en dat de factuur valselijk werd opgemaakt. Dat de factuur niet daadwerkelijk werd gebruikt doet daar volgens de Rechtbank niets aan af.

De Rechtbank rekent het verdachte aan dat hij jarenlang als registeraccountant werkzaam is geweest. Als registeraccountant heeft verdachte een voorbeeldfunctie en de feiten die de Rechtbank bewezen acht schaden de goede naam en het aanzien van deze beroepsgroep.

De Rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.

Rechtbank Overijssel 20 februari 2017, ECLI:NL:RBOVE:2017:797

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2017:797