Verdachte is de bestuurder van een Portugese onderneming die zich bezighoudt met het detacheren van in Portugal woonachtige werknemers naar Nederlandse bedrijven. Uit de aangiften loonbelasting komt naar voren dat door de Portugese onderneming geen premies voor de sociale zekerheid werden afgedragen op het loon van haar Portugese werknemers die in Nederland te werk waren gesteld. De bestuurder wordt vervolgd voor feitelijk leidinggeven aan het onjuist doen van aangiften loonbelasting. De officier van justitie eist twee jaar gevangenisstraf waarvan zes maanden voorwaardelijk.

Tijdens het onderzoek van de Belastingdienst naar de aangiften loonbelasting zouden medewerkers hebben aangegeven dat werd beschikt over zogeheten A1-verklaringen, waaruit zou volgen dat het heffingsrecht voor sociale zekerheid aan Portugal zou toebehoren.

De bestuurder voert aan dat sprake is van een pleitbaar standpunt omdat hij niet het risico op te lage belastingheffing op de koop toe heeft genomen. De aangiften loonbelasting zijn ingediend terwijl ervan werd uitgegaan dat Portugal aangewezen werd als heffingsbevoegde Lidstaat van de sociale premies. Rechtbank Oost-Brabant volgt de bestuurder daar echter niet in. Uit e-mailverkeer tussen medewerkers in Nederland en Portugal volgt volgens de rechtbank zonder meer dat binnen het bedrijf bekend was dat er geen A1-verklaringen waren. Zo is er een e-mail waaruit volgt dat er geen A1-verklaringen zouden zijn verstrekt omdat het bedrijf geen substantiële activiteiten in Portugal verrichtte en niet de vereiste 25% omzet haalde in Portugal. Bovendien zijn er door het bedrijf van bestuurder zelf documenten gelijkend op A1-verklaringen opgesteld en intern verstrekt. De rechtbank acht bewezen dat er opzettelijk onjuiste aangiften zijn ingediend, aangezien deze zijn ingediend zonder in het bezit te zijn van de officiële A1-verklaringen en er opzettelijk documenten zijn gefabriceerd die daarop lijken. Verder was bekend dat er niet voldaan werd aan de criteria om een A1-verklaring te ontvangen.

De rechtbank legt aan de bestuurder een gevangenisstraf op van twee jaar waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De rechtbank komt tot deze straf gelet op de hoogte van het belastingnadeel van € 1.570.966 en duur en ernst van de handelingen van de verdachte. De rechtbank neemt in strafmatigende zin mee dat de verdachte wel degelijk serieuze pogingen heeft gedaan om de A1-verklaringen in Portugal daadwerkelijk te verkrijgen. Daaruit volgt volgens de rechtbank dat geen sprake is geweest van fraude in de meest verwijtbare vorm, bijvoorbeeld oprichting van een bedrijf met de bedoeling fraude te plegen.

Rechtbank Oost-Brabant 9 oktober 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:4846

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOBR:2023:4846