Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich (als feitelijk leidinggever) heeft schuldig gemaakt aan het samen met een ander doen van onjuiste aangifte omzetbelasting en het gebruik maken van een vals geschrift alsmede dat hij zich als bestuurder van bedrijf X heeft schuldig gemaakt aan bedrieglijke bankbreuk.

De Rechtbank acht bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het feitelijk leidinggeven aan belastingfraude, en het gebruik maken van een vals geschrift door voor zijn onderneming opzettelijk een onjuiste aangifte omzetbelasting in te dienen. Verdachte heeft in de aangifte omzetbelasting facturen opgenomen van bedrijven die ten tijde van de data van de facturen niet meer actief waren. Daarmee is een onjuist bedrag aan voorbelasting opgegeven. Dit heeft geleid tot een benadelingsbedrag van € 35.984. De Rechtbank acht ook bewezen dat verdachte zich als bestuurder heeft schuldig gemaakt aan faillissementsfraude. Verdachte heeft hierbij een totaalbedrag van € 137.858 aan de boedel onttrokken, terwijl een faillissement van de onderneming in het vooruitzicht lag. Daarnaast heeft hij niet voldaan aan de op hem rustende verplichting een inzichtelijke administratie bij te houden en aan de curator te overleggen. Door die handelingen zijn schuldeisers benadeeld in hun verhaalsmogelijkheden.

Bij het bepalen van de straf overweegt de Rechtbank in het nadeel van verdachte dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder frauduleuze feiten. Verdachte heeft van deze eerdere veroordelingen kennelijk niet geleerd. Ten voordele van verdachte houdt de Rechtbank rekening met een overschrijding van de redelijke termijn.

De Rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook acht geslagen op een rapport van de reclassering, waaruit blijkt dat verdachte schulden heeft en het hem tot op heden niet is gelukt om zelfstandig zijn schuldenproblematiek op te lossen en zijn financiën op orde te krijgen. Hierdoor is er geen stabiliteit op het gebied van zijn financiën en schulden en blijft kans op recidive aanwezig.

De Rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2018:10117