Verdachte wordt verdacht van het doen plegen van opzettelijk onjuist doen van aangifte omzetbelasting, verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn beroep onder zich heeft en het beschikbaar stellen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan en deze opzettelijk in valse of vervalste vorm voor dit doel beschikbaar stellen.

Het bedrijf van verdachte was algemeen fiscaal vertegenwoordiger van een buitenlands bedrijf. De verdachte zou uit dien hoofde gedurende ruim 2 jaar onjuiste aangiften omzetbelasting voor dat buitenlandse bedrijf bij de Belastingdienst hebben ingediend. Hij zou een te laag bedrag aan omzet in die aangiften hebben opgegeven en dus ook een te laag bedrag aan af te dragen omzetbelasting. Hierdoor is de fiscus voor een bedrag van € 4.700.000 benadeeld, welk bedrag de verdachte zich heeft toegeëigend. Om te voorkomen dat dit zou worden ontdekt, heeft hij onderliggende stukken vervalst en die vervalste stukken aan de Belastingdienst verstrekt. Ook heeft hij op basis van valse stukken een krediet verstrekt gekregen bij een financieringsinstelling.

De verdachte heeft een deel van het fraudebedrag in zijn noodlijdende bedrijven gestoken en betaald aan crediteuren; hij wilde kosten wat kost een faillissement voorkomen, maar heeft daarin volstrekt verkeerde keuzes gemaakt. Ook heeft verdachte aanzienlijke bedragen gebruikt voor privé-uitgaven en een financieringsinstelling opgelicht.

De Rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij steeds alleen maar gemakkelijk eigen financieel gewin voor ogen heeft gehad en daarbij zeer berekenend te werk is gegaan om zijn handelen te verdoezelen. Niet alleen door het vervalsen van allerlei documenten, maar ook door het rekken van de controle door de Belastingdienst, zodat ontdekking van de door hem gepleegde feiten werden uitgesteld. Ook hierbij heeft de verdachte dus alleen aan zichzelf gedacht.

In het voordeel van de verdachte houdt de Rechtbank rekening met het feit dat de verdachte inmiddels 69 jaar is, en met het feit dat de meeste bewezen verklaarde feiten geruime tijd geleden zijn gepleegd.

Alles afwegende acht de Rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar passend en geboden.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2020:2233