Verdachte was in 2012 en 2013 aandeelhouder en directeur van twee autobedrijven. De activiteiten van deze bedrijven bestonden uit de verkoop, lease en verhuur van auto’s. Uit strafrechtelijke onderzoeken is gebleken dat verdachte in die zaken gebruik maakten van voertuigen die op naam stonden of hadden gestaan van het bedrijf van verdachte. Het zwaarste verwijt dat verdachte wordt gemaakt is dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Daarnaast wordt hij verdacht van handelen in strijd met de verplichtingen uit de Wwft door contante betalingen niet tijdig te melden bij het meldpunt en onvoldoende identiteitscontrole te doen bij transacties waar dat uit hoofde van de Wwft wel had moeten gebeuren.

De Rechtbank komt tot het oordeel dat verdachte zich gedurende een periode van ruim anderhalf jaar schuldig heeft gemaakt aan witwassen, valsheid in geschrift, het onttrekken van twee auto’s aan het pandrecht van een ander en het overtreden van de Wwft. De Rechtbank overweegt onder meer dat verdachte via zijn autohandel heeft meegewerkt aan het witwassen van grote bedragen crimineel verkregen vermogen. Voorts blijkt uit de verhoren van verdachte dat hij in zijn bedrijfsvoering zich bewust niet heeft bezig gehouden met de vraag hoe zijn klanten in staat waren de voertuigen te betalen. Zo lang hij er geld mee kon verdienen vond hij het best. Deze houding blijkt ook uit het feit dat verdachte, kennelijk zonder enig aarzeling, is overgegaan tot het maken van een valse factuur met betrekking tot een prijzige auto die nodig was om deze te kunnen exporteren. Juist hij als autohandelaar zou hebben moeten weten, dat bij de export van dit soort dure auto’s op waarheid gebaseerde documenten dienen te worden overgelegd, om de handel in gestolen waar tegen te gaan.

De Rechtbank acht de overtredingen van de verplichtingen uit de Wwft met name kwalijk, nu in de bedrijven van verdachte al tweemaal eerder tijdens toezichtonderzoeken onregelmatigheden waren geconstateerd op dit gebied, en één van de bedrijven van verdachte daarvoor al door de Rechtbank was veroordeeld. Kennelijk weerhield hem dat er niet van deze verplichtingen in het vervolg wel na te leven.

De Rechtbank acht, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, oplegging van een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk de enige passende sanctie.

De Rechtbank Den Haag 1 november 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:12353

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2016:12353