Een kringloopstichting heeft de administratie valselijk opgemaakt door daarin een groot aantal donatiebevestigingen op te nemen, terwijl er in werkelijkheid geen donaties waren gedaan. De betalingen onder de noemer van ‘donatie’ bleken in werkelijkheid betalingen te zijn van klanten ten behoeve van in hun opdracht verrichte werkzaamheden. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leidinggeven aan het valselijk opmaken van een administratie en het niet voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen.

Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van 2 contante geldbedragen van in totaal 201.000 gulden, die ter inwisseling voor euro’s zijn aangeboden bij De Nederlandsche Bank. Bij de vraag of hiervoor voldoende bewijs voorhanden is, neemt het Hof allereerst in aanmerking dat veel vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld. In dit geval heeft verdachte grote hoeveelheden contanten ter inwisseling aangeboden bij De Nederlandsche Bank. Volgens het Hof is het een feit van algemene bekendheid dat op deze manier geprobeerd wordt om criminele transacties af te wikkelen. Ook houdt het Hof rekening met het feit dat de bedragen over de jaren 2001 tot en met 2014 niet zijn opgenomen in de belastingaangiften. De verklaringen van verdachte – dat gelden contant in loondienst zijn verdiend en deze gelden contant zijn achtergehouden wegens mogelijke claims van (ex)-gehuwden acht het Hof onvoldoende om het vermoeden van witwassen te ontkrachten. Hierbij wordt ook in overweging genomen dat de verklaring van verdachte niet wordt gesteund door andere bewijsmiddelen zoals getuigenverklaringen. Er zijn hiermee voldoende aanwijzingen voor bewijs van witwassen, aldus het Hof.

In de straftoemeting houdt het Hof rekening met de drie verschillende bewezen geachte feiten en het nadeelbedrag, dat het Hof op € 120.324 stelt. Dit bedrag valt uiteen in een bedrag van € 10.311 aan omzetbelasting, een bedrag van € 18.804 aan inkomstenbelasting en een bedrag van € 91.209 (201.000 gulden) aan witgewassen gelden.

Het Hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2020:2022