Een rechter kan op vordering van het OM een ontnemingsmaatregel opleggen als een verdachte is veroordeeld en aannemelijk is geworden dat het feit (of een ander feit) heeft geleid tot wederrechtelijk verkregen voordeel. In deze opvallende uitspraak nemen zowel de Officier van Justitie als de raadsvrouw het standpunt in dat het OM niet-ontvankelijk is in een ontnemingsprocedure, omdat verdachte vanwege uitlatingen van het OM erop mocht vertrouwen dat de ontnemingsvordering zou komen te vervallen.
De rechtbank overweegt dat bij een beroep op het vertrouwensbeginsel er na gegaan moet worden of er sprake is van door het OM gedane, of aan het OM toe te rekenen uitlatingen die bij een verdachte het gerechtvaardigde vertrouwen hebben gewekt dat geen ontnemingsvordering zou worden ingediend of dat de ontnemingsvordering zou komen te vervallen. De rechtbank stelt vast dat door een medewerker van het OM in overleg met de OvJ de volgende email is verstuurd:
‘’Goedemorgen,
In overleg met de Officier van Justitie kan ik u het volgende berichten.
De Officier heeft besloten om medeplichtigheid subsidiair aan de tenlastelegging toe te voegen. Daarmee komt de ontnemingsvordering in zijn geheel te vervallen. Er komt dan ook geen ontnemingsdossier.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,’’
De rechtbank oordeelt op grond van deze email dat de verdachte geen rekening meer had hoeven houden met de ontnemingsvordering en verklaart het OM niet-ontvankelijk.
Rechtbank Midden-Nederland 24 augustus 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:4402
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2023:4402