Partijen in deze zaak zijn Concordia en Cross-Ocean. Cross-Ocean deed van 2002 tot en met 2011 douaneaangiften voor casco’s van binnenschepen uit China, waarvoor tot 1 januari 2006 een preferentieel nultarief gold. Cross-Ocean deed de aangiften als direct vertegenwoordiger. Na een controle van de douane bij Concordia heeft de douane in maart 2012 voor de ingevoerde scheepscasco’s een aantal UTB’s opgelegd, omdat volgens de douane de casco’s onder een andere GN-code hadden moeten worden ingevoerd. In augustus 2012 is er door de douane nog een UTB opgelegd. Concordia heeft de invoerrechten betaald en Cross-Ocean bij brief aansprakelijk gesteld.

In hoger beroep is onder meer in geschil wie aansprakelijk is voor de betaalde UTB’s, die gezamenlijk op een bedrag van in totaal € 515.104,96 zijn vastgesteld. De grief van Concordia in het principaal appel richt zich tegen de overweging van de Rechtbank dat niet aannemelijk is geworden dat de schade waarvan Concordia vergoeding vordert, valt toe te rekenen aan het tekortschieten in de zorg die van Cross-Ocean als douane-expediteur verwacht mag worden. Het Hof overweegt dat een opdrachtnemer ingevolge art. 7:401 BW bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht moet nemen. Deze in de wet op genomen bepaling duidt op een inspanningsverplichting. Cross-Ocean heeft bij het aannemen van de zaak geen resultaat gegarandeerd of een risico op zich genomen, van het uitgangspunt dat er sprake is van een inspanningsverplichting wordt in casu daarom niet afgewezen.

Voor Cross-Ocean betekent dit dat moet worden beoordeeld of zij bij het doen van de litigieuze aangiften heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend expediteur te werk zou zijn gegaan. Niet iedere fout leidt hierbij tot een toerekenbare tekortkoming, zo stelt het Hof. In deze zaak gaat het om de inschakeling van een douane-expediteur door Concordia en de navordering van douanerechten. Dat douanerechten in het algemeen voor rekening van de douane-expediteur komen dan wel dat het bedrijf van douane-expediteur als inherent gevaar heeft dat navorderingsaanslagen kunnen worden opgelegd en dat dit gevaar is verdisconteerd in de beloning, is gesteld noch gebleken. Cross-Ocean heeft onbetwist gesteld dat haar beloning in geen verhouding staat tot het risico op navorderingsaanslagen.

Het Hof stelt vast dat Cross-Ocean regelmatig informatie gaf over de toegepaste GN-codes. Van Concordia mag, als professioneel importeur, worden verwacht dat ze hier kennis van neemt. Met betrekking tot het verwijt dat Cross-Ocean een verkeerde goederencode heeft gebruikt, stelt het Hof voorop dat ook indien zou blijken dat hiervan sprake is geweest, dat nog niet meteen leidt tot de conclusie dat Cross-Ocean daarom niet heeft gehandeld als een redelijk bekwaam en redelijk handelend douane-expediteur. De toepasselijke nomenclatuur bevat geen speciale omschrijving voor binnenvaartscheepscasco’s, zodat Cross-Ocean geen goederencode voor binnenvaartschepen kan hebben gebruikt. Dat gewijzigd is van goederencode betekent op zichzelf ook niet dat sprake is van het bewust overstappen naar een onjuiste code.

Voorts overweegt het Hof dat niet naar voren komt dat Cross-Ocean met de opzet Concordia te schaden een onjuiste GN-code heeft gebruikt. Cross-Ocean heeft onderzoek gedaan naar de te hanteren GN-code. Door dit onderzoek te doen en overleg te voeren met de douane heeft Cross-Ocean aan haar inspanningsverplichting voldaan. De omstandigheid dat Cross-Ocean de AEO-status heeft leidt ook niet tot een ander oordeel. De AEO-status betreft slechts de verhouding tussen de betrokkene en de douaneautoriteiten. De AEO-status als zodanig brengt niet mee dat het risico van het doen van (onjuiste of onvolledige) aangifte verschuift van de opdrachtgever naar de expediteur of dat moet worden aangenomen dat de expediteur (stilzwijgend) instaat voor de juistheid van de aangifte jegens de opdrachtgever. De slotsom is dat er geen toerekenbare tekortkoming is van Cross-Ocean. Concordia wordt in het principaal appel in het ongelijk gesteld.

Gerechtshof Den Haag, 16 mei 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1302

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2017:1302