Een parkeerboete, wat nu? Zorgen dat je in ieder geval wat af kunt trekken! Dat is althans de insteek van belanghebbende in de onderhavige procedure. Aan belanghebbende is in Groningen een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd van € 57,60 (€ 1,60 belasting en € 56,00 kosten). Belanghebbende maakt bezwaar en verzoekt de heffingsambtenaar om een factuur als bedoeld in de artikelen 34c e.v. Wet OB uit te reiken. De geparkeerde auto van belanghebbende staat namelijk zakelijk geëtiketteerd, zodat belanghebbende alle aan die auto toe te rekenen voorbelasting in aftrek kan brengen. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaar van belanghebbende echter ongegrond. Ook de rechtbank komt tot deze conclusie.

In hoger beroep stelt belanghebbende zich op het standpunt dat de gemeente in concurrentie treedt met exploitanten van de lokale parkeergarages en daarom btw in rekening had moeten brengen. Belanghebbende meent dat de APV onverbindend is voor zover daarin geen rekening wordt gehouden met de verplichting om uit hoofde van de Wet OB omzetbelasting in rekening te brengen. Voorts stelt belanghebbende dat de Inspecteur een dwangsom heeft verbeurd wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar.

De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat belanghebbende slechts een gering belang heeft. Daarnaast stelt de heffingsambtenaar dat de gemeente niet als ondernemer voor de btw is aan te merken.

Het hof merkt op dat in de regelgeving of jurisprudentie geen enkel aanknopingspunt te vinden is voor het standpunt van de heffingsambtenaar dat aan een fiscaal belang een ondergrens gesteld kan worden. Een gering fiscaal belang volstaat.

Uit rechtspraak van het Hof van Justitie leidt het hof af dat de gemeente bij het bieden van gelegenheid tot parkeren in beginsel optreedt als overheid. Bij de beoordeling of sprake is van verstoring van de mededinging van enige betekenis, is van belang of sprake is van soortgelijke diensten: diensten die bezien vanuit de modale consument met elkaar concurreren.
Het hof constateert aanzienlijke verschillen tussen de “parkeerdienst” van de gemeente en het slagboomparkeren (bij een private partij). De gemeente biedt geen bewaking en controle of bescherming tegen weersinvloeden, en ook de maximale parkeerduur wijkt af. Daarnaast is de parkeerdienst van de gemeente op feestdagen gratis, waar dit bij slagboomparkeren niet het geval is. Het hof komt tot de conclusie dat geen sprake is van soortgelijke diensten. Van verstoring van de mededinging, laat staan van enige betekenis, is dan ook geen sprake.

Tot slot heeft de heffingsambtenaar ook geen dwangsom verbeurd. De gemachtigde van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar voor het einde van de beslistermijn in gebreke gesteld. Een dergelijke premature ingebrekestelling is naar zijn aard geen ingebrekestelling. Het hof verklaart het hoger beroep dan ook ongegrond.

Hof Arnhem – Leeuwarden, 18-05-2016

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2016:3819