Aan belanghebbende zijn 4 naheffingsaanslagen loonbelasting opgelegd met verzuimboetes van € 4.920 over de jaren 2011, 2012 en 2013.

Belanghebbende houdt zich bezig met dienstverlening op het gebied van ICT. In 2010 heeft belanghebbende een scholingstraject ingezet waaraan vrijwel al haar medewerkers deelnamen. In verband met dit scholingstraject heeft belanghebbende voor de deelnemende werknemers de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie volksverzekeringen (WVA) toegepast en afdrachtvermindering geclaimd.

De inspecteur heeft een boekenonderzoek ingesteld en geconcludeerd dat het scholingstraject niet kwalificeert voor de afdrachtvermindering, zodat die ten onrechte is geclaimd. De verzuimboetes zijn opgelegd wegens het niet (tijdig) betalen van de loonheffingen.

In geschil is onder meer de vraag of de verzuimboetes terecht en tot het juiste bedrag zijn opgelegd.

Belanghebbende heeft aangevoerd dat het gaat om complexe regelgeving en dat belanghebbende steeds integer en op advies van deskundigen heeft gehandeld. Verder bestaat nog veel onduidelijkheid over de beoordelingsmogelijkheden van de Belastingdienst, terwijl ook onduidelijk is hoe belanghebbende aan de bewijslast kan voldoen. Als uiteindelijk zou blijken dat belanghebbende niet aan de bewijslast heeft voldaan, dan is het volgens belanghebbende onredelijk om zulks te bestraffen met verzuimboetes van deze omvang.

De Rechtbank is van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bij haar uitgevoerde opleidingstraject kan worden aangemerkt als (een deel van) de beroepspraktijkvorming van de Crebo-opleiding 90532. In de kern komt het oordeel erop neer dat de Rechtbank geen voldoende verband kan leggen tussen het door de deelnemers bij belanghebbende gevolgde opleidingstraject en het kwalificatiedossier van de Crebo-opleiding, terwijl bovendien niet aannemelijk is dat het aantal jaarlijks vereiste en overeengekomen opleidingsuren is behaald.

De Rechtbank ziet in de omstandigheden van het geval wel aanleiding om de opgelegde verzuimboetes te vernietigen. Voor een verzuimboete is volgens de Rechtbank weliswaar geen grove schuld of opzet nodig en ook is niet aannemelijk dat belanghebbende helemaal geen schuld had (afwezigheid van alle schuld). Toch ziet de Rechtbank aanleiding om de stellingen van belanghebbende op te vatten als een beroep op een pleitbaar standpunt. Dat beroep slaagt, omdat in diverse uitspraken van rechters verschillend wordt geoordeeld over dit soort zaken en ook omdat tot 2012 niet te verwachten was dat het opgezette traject zo vergaand zou worden getoetst.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2018:5076