Op 17 juli 2019 verscheen een persbericht dat het OM een strafrechtelijk onderzoek was gestart naar aardappelen- en uienexporteurs wegens overtreding van de Wwft-regelgeving. Hun klanten uit met name West-Afrikaanse landen zouden met contante gelden – in totaal bijna € 150 miljoen – hebben afgerekend. Het geld werd vermoedelijk afgeleverd door tussenkomst van ondergrondse bankiers. Rechtbank Overijssel heeft thans in een aantal zaken uitspraak gedaan en twee bedrijven en de (voormalig) bestuurders veroordeeld tot het betalen van (deels voorwaardelijke) geldboeten.

Het OM verwijt de handelaren in agrarische producten dat zij opzettelijk geen cliëntenonderzoek hebben gedaan nadat zij grote sommen geld contant hebben ontvangen (feit 1) en dat zij deze contante betalingen niet hebben gemeld als ongebruikelijke transacties (feit 2).

Volgens artikel 3 lid 1 Wwft is een cliëntenonderzoek verplicht als er contant worden afgerekend boven de grens van € 15.000 (de grens is inmiddels verlaagd naar € 10.000). Het staat vast dat de twee bedrijven contante betalingen hebben ontvangen boven deze grens en dat zij geen cliëntenonderzoek hebben verricht. Ook blijkt uit dossier dat geen onderzoek is gedaan naar de herkomst van het geld en dat geen onderzoek is gedaan naar de geldlopers, die in juridische zin als vertegenwoordigers van de klanten kunnen worden aangemerkt. Dat verdachten de klanten al lange tijd kenden en dat zij de klanten ook regelmatig bezochten doet daar niet aan af.

De rechtbank is tevens van oordeel dat kan worden bewezen dat de bedrijven in strijd met artikel 16 Wwft de ongebruikelijke transacties niet hebben gemeld. Het ‘ongebruikelijke’ kan zowel zien op het contant betalen, als op de wijze waarop contant wordt betaald. De rechtbank overweegt onder meer dat sprake was van grote contante betalingen en dat Mauritanië een land is dat door Transparency International is aangemerkt als een land met verhoogde corruptierisico’s. De contante betalingen hielden niet 1-op-1 verband met een factuur of levering. Verder heeft niemand van de directie zich afgevraagd hoe het geld vanuit West-Afrika naar Nederland werd overgebracht.

Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen geldboete heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Niet is gebleken dat verdachten er financieel voordeel van hebben gehad dat de klanten contant betaalden of dat er geld buiten het zicht van de Belastingdienst is gebleven. Verder zijn de verdachten niet eerder bestraft en heeft de rechtbank rekening gehouden met de gevolgen die de strafzaak en met name de publiciteit tot op heden al voor verdachten heeft gehad, zoals tijdens de zittingen naar voren is gebracht.  Daarom acht de rechtbank voor de verdachte natuurlijk personen in dit geval een geldboete een passender strafmodaliteit dan een taakstraf, zoals door de officier van justitie is geëist.

Eén van de twee bedrijven is veroordeeld tot betaling van een geldboete van € 200.000, waarvan de helft voorwaardelijk. De drie bestuurders kregen elk een boete van € 50.000, waarvan ook de helft voorwaardelijk. Het andere bedrijf kreeg een boete van € 47.500. De (voormalig) bestuurders kregen elk een boete van € 22.500, waarvan de helft voorwaardelijk of onvoorwaardelijk € 9.000. Deze straffen vallen lager uit vanwege een lager bedrag aan contante betalingen. Het bedrijf ontving € 5,6 mln aan contant geld, terwijl het andere bedrijf zo’n € 34 mln in contanten ontving.

Rechtbank Overijssel 12 en 13 december 2022

Bedrijf 1: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2022:3737

Feitelijk leidinggever 1: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2022:3738

Feitelijk leidinggever 2: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2022:3739

Feitelijk leidinggever 3: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2022:3740

 

Bedrijf 2: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2022:3751

Feitelijk leidinggever 4: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2022:3752

Feitelijk leidinggever 5: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2022:3754

Feitelijk leidinggever 6: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2022:3759

Feitelijk leidinggever 7: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2022:3760