Het OM heeft heeft een notaris meermalen vervolgd voor het nalaten ongebruikelijke transacties als bedoeld in de WWFT te melden bij het daartoe bestemde meldpunt. Meer specifiek ging het om vijf vastgoedtransacties waarbij sprake was van stromannen, dubieuze wederpartijen en betalingen van onbekende derden.

De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Primair heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte voldoende onderzoek heeft verricht. Zo heeft hij gevraagd of partijen wisten waar het geld vandaan kwam. De uitkomsten van dit onderzoek waren niet van dien aard dat verdachte diende over te gaan tot het doen van meldingen van ongebruikelijke transacties. Verdachte was er niet van op de hoogte dat gebruik werd gemaakt van stromannen en er was geen sprake van een situatie waarbij de bemiddelaar zowel voor koper als verkoper optrad.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat het opzet dan wel voorwaardelijk opzet tot het niet melden van de ongebruikelijke transacties ontbrak, omdat het professionele oordeel van verdachte was dat er geen sprake was van ongebruikelijke transacties. Verdachte was zich er niet van bewust dat hij meldingen diende te doen. In geval van een bewezenverklaring kan slechts de overtreding-variant bewezen worden verklaard en die overtreding is inmiddels verjaard.

Rechtbank Den Haag komt op 14 oktober tot een andere conclusie. Volgens de rechtbank rustte op verdachte de plicht om van de transacties melding te maken. Niet alleen de enkele transacties op zichzelf beschouwd hadden aanleiding moeten geven om deze aan te merken als ongebruikelijk, maar ook in onderlinge samenhang bezien, waarbij hetzelfde patroon steeds als ongebruikelijk had moeten worden aangemerkt.

De Rechtbank overweegt voorts dat het opzet in het economisch strafrecht ‘kleurloos’ is. De voorschriften van de Wwft betreffen ordeningsrecht. Gelet op de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, waarin ‘kleurloos’ opzet in het ordeningsrecht voldoende wordt geacht, is niet vereist dat het opzet van verdachte ook is gericht op het niet naleven van de op de verdachte rustende wettelijke verplichting ongebruikelijke transacties te melden aan het meldpunt. Er hoeft derhalve, anders dan door de verdediging aangevoerd, niet te worden bewezen dat er wetenschap was van het feit dat er sprake was van een ongebruikelijke transactie.

Dat deze vijf transacties een klein gedeelte betroffen van alle transacties die het notariskantoor in de ten laste gelegde periode heeft begeleid, doet aan het voorgaande niets af. Dat verdachte (zoals ter zitting gesteld) in de periode november 2008 – november 2014 48 andere meldingen heeft gedaan, doet daar evenmin iets aan af.

De Rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde opzettelijke overtreding van het voorschrift, vervat in artikel 16 van de Wwft en heeft een boete opgelegd van € 47.500,-.

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2015:12281