Na eerder nog door de Rechtbank te zijn vrijgesproken, wordt een accountantskantoor in hoger beroep door Hof Amsterdam veroordeeld tot een forse geldboete vanwege het niet nakomen van de meldplicht van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft).

Het draait in deze zaak om diverse facturen van een aannemersbedrijf waarvoor het kantoor sinds 2013 de boekhouding verzorgde. In het eerste kwartaal van 2013 stuitte de eindverantwoordelijke accountant op zes facturen van bedragen tussen de € 10.000 en € 30.000 die contant werden voldaan. De accountant kreeg deze facturen over het eerste kwartaal van 2013 al in mei van dat jaar in handen bij het cliëntenonderzoek. Er zijn toen vragen gesteld over hoe de betalingen van die facturen hebben plaatsgevonden en waar de facturen op zagen. Er is gevraagd wat de bron van het contante geld was, omdat dat nog niet klip en klaar was en omdat de geldstromen van de klant nog niet in beeld waren. Het kantoor had verder nog geen bankafschriften en kasbladen gezien. De accountant heeft verder, met zoveel woorden, verklaard dat hij de contante transacties had beoordeeld als een subjectieve indicator.

Het Hof meent dat de verdachte alleen al hierom deze transacties onverwijld na het in handen krijgen van de facturen moet melden, en niet eerst op 25 juni 2014, toen via de curator in het faillissement van het aannemersbedrijf werd vernomen dat er mogelijk een connectie met het kweken van hennep was. Het Hof volgt de accountant niet in zijn verweer dat eerder melden niet nodig was. De verdachte beschikte over niets anders dan de facturen waarop was vermeld dat deze contant waren voldaan tot een bedrag van in totaal € 108.350 en de enkele mededeling dat het hier om – kennelijk contant – spaargeld van de DGA zou gaan. Het Hof ziet niet in hoe op grond hiervan de aanvankelijke beoordeling van de accountant dat sprake was van de subjectieve indicator niet langer juist zou zijn. Bovendien is nader onderzoek nagelaten, zijn de overwegingen die hebben geleid tot het niet melden niet vastgelegd en is vanuit de beroepsgroep nog extra gewaarschuwd voor zwart geld bij bouwbedrijven. Dat de transacties later als “stortingen in kas” door de verdachte zijn geboekt, maakt het vorenstaande niet anders.

Daarnaast hadden de niet betaalde facturen van oktober 2013 ook moeten worden aangemerkt als ongebruikelijke transacties. Op deze facturen is expliciet vermeld dat is afgesproken dat deze contant zullen worden voldaan. Voor zover de verdachte meende dat niet gemeld hoefde te worden omdat deze facturen nog niet waren voldaan, wijst het Hof erop dat de meldingsplicht ook betrekking heeft op voorgenomen transacties.

Gezien al deze omstandigheden heeft het kantoor bewust de keuze gemaakt de transacties niet te melden bij de FIU. Daarmee is voldaan aan het voor het plegen van een economisch misdrijf vereiste zogeheten kleurloos opzet. Het Hof veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 20.000.

Hof Amsterdam 18 september 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2693

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2020:2693