Belanghebbende is in 2014 kentekenhouder geworden van een bestelauto. Met betrekking tot de aanschaf van de auto heeft belanghebbende geen aangifte gedaan ter zake van de bpm.

De inspecteur heeft om die reden aan belanghebbende een naheffingsaanslag bpm opgelegd van € 11.026 en een verzuimboete van € 1.102.

Onder meer is in geschil of de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

Belanghebbende stelt dat zij ondernemer is en derhalve is vrijgesteld van bpm voor een bestelauto. De prestaties van belanghebbende worden gevormd door de levering van voedselpakketten. Hiervoor ontvangt zij van de afnemers geen op geld waardeerbare vergoeding. Naar het oordeel van de Rechtbank verricht zij derhalve geen economische activiteiten. Daarmee is belanghebbende terecht niet als ondernemer aangemerkt. Dat belanghebbende wél een vergoeding ontvangt in de vorm van veel waardering, lijdt wat betreft de Rechtbank betreft geen twijfel, maar kan aan voormeld oordeel niet afdoen.

Nu belanghebbende geen ondernemer is, komt zij niet in aanmerking voor vrijstelling van de bpm. Derhalve is in beginsel terecht een verzuimboete opgelegd van € 1.102.

Belanghebbende heeft gesteld dat de auto aan haar is geschonken en dat de betreffende autohandelaar slechts is uitgegaan van bedrijfsmatig gebruik van de bestelbus en niet wist dat belanghebbende niet voor vrijstelling van de bpm in aanmerking kon komen.

De Rechtbank oordeelt dat in een dergelijk geval geen beroep kan worden gedaan op afwezigheid van alle schuld (avas). Belanghebbende had zich immers dienen te vergewissen van de fiscale regels. De inspecteur heeft echter in de beroepsfase, gelet op voornoemde omstandigheden, nader het standpunt ingenomen dat de verzuimboete dient te worden verminderd tot € 50.

De Rechtbank acht een boete van € 50 passend en geboden.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2015:4447