Ennetcom (verdachte) hield zich bezig met de verkoop van PGP-telefoons. Na een rechtshulp verzoek aan Canada wordt de data van verdachte, onder meer bestaande uit 3,7 miljoen berichten, notities en private sleutels van de gebruikers van verdachte, door de Nederlandse autoriteiten gekopieerd. Mede als gevolg van de verkregen informatie wordt verdachte vervolgd voor witwassen, valsheid in geschrifte en deelname aan een criminele organisatie.

De aanvang van het onderzoek en in het bijzonder de wijze waarop met de verkregen data is omgegaan maken wezenlijk onderdeel uit van de ontvankelijkheidsverweren die de verdediging voert. De verdediging betoogt, kort gezegd, onder meer dat ten tijde van de start van het onderzoek nog geen redelijke verdenking bestond en het openbaar ministerie misbruik heeft gemaakt van bevoegdheden (het onderzoek zou zien op het verkrijgen van de data en niet om de verdachte als zodanig). De rechtbank acht de ontvankelijkheidsverweren grotendeels niet van toepassing en gaat daaraan voorbij. Wel concludeert de rechtbank dat het kopiëren van de data en de onbegrensde toegang van het onderzoeksteam daartoe onrechtmatig is geweest. Ten onrechte is uitgegaan van de verkeerde wettelijke grondslag en is geen machtiging van rechter-commissaris verzocht. De rechtbank verbindt echter geen gevolgen aan het vormverzuim, omdat verdachte niet in het verdedigingsbelang zou zijn geschaad.

De rechtbank acht witwassen bewezen. Samengevat ziet de rechtbank de rol van verdachte niet slechts als verkoper van PGP-telefoons maar als facilitator. Uit het dossier is gebleken dat verdachte de werkwijze van het NFI probeerde te achterhalen en de dienstverlening aan te passen aan het criminele circuit. Verder noteerde verdachte bewust geen gegevens, hanteerde zij anonieme gebruikersnamen en accepteerde zij contante betalingen, aldus de rechtbank.

Ook deelname aan een criminele organisatie en valsheid in geschrifte (zie de bijdrage aangaande de boekhouder bij verdachte) acht de rechtbank bewezen.

De rechtbank overweegt dat de Belastingdienst aan verdachte een 100% vergrijpboete van ruim € 1,3 miljoen heeft opgelegd. Ook al betreft de vergrijpboete niet exact dezelfde feiten als bewezen zijn verklaard, een strafrechtelijk boete komt de rechtbank gelet op de omvang van de vergrijpboete niet opportuun voor. De rechtbank legt daarom onder toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel op.

Rechtbank Rotterdam 21 september 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:9086

Rechtbank Rotterdam 21 september 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:9087 (de boekhouder)

Rechtbank Rotterdam 21 september 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:9085 (de bestuurder)