Belanghebbende heeft in zijn aangiftes inkomstenbelasting voor de jaren 2012 en 2013 onder meer giften aan de Islamitische Universiteit van Europa (IUE) opgenomen. Door de belastingdienst is geconstateerd dat diverse belastingplichtigen in hun aangiftes inkomstenbelasting een veel groter bedrag aan giften aan de IUE hebben opgenomen dan in de jaarstukken van de IUE is verantwoord. Door de penningmeester van de IUE is verklaard dat de kwitanties op grote schaal werden verkocht en in de regel niet (volledig) werden betaald. Er zijn navorderingsaanslagen inkomstenbelasting opgelegd waarbij de aangegeven giften aan IUE zijn gecorrigeerd. Ook heeft de inspecteur vergrijpboetes opgelegd.

In geschil is of de inspecteur de giftenaftrek met betrekking tot de IUE terecht heeft gecorrigeerd en of de vergrijpboetes terecht zijn opgelegd.

Naar het oordeel van de rechtbank is belanghebbende er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat hij de gestelde giften heeft gedaan. Gezien de verklaringen van de penningmeester, die worden bevestigd door anderen, kan aan de overgelegde kwitanties op zichzelf onvoldoende bewijskracht worden toegekend. De inspecteur heeft dan ook op goede gronden de giften met de navorderingsaanslagen gecorrigeerd.

Wat betreft de vergrijpboete onderbouwt de inspecteur zijn stelling met het verschil tussen de door de IUE afgegeven kwitanties en de door IUE verantwoorde giften, en de verklaringen van de penningmeester. Op zichzelf mag de inspecteur gebruikmaken van bewijsvermoedens, maar die vermoedens moeten wel redelijkerwijs voortvloeien uit de aanwezige bewijsmiddelen. Daarvan is in dit geval geen sprake omdat het bewijsvermoeden slechts is gebaseerd op verklaringen van derden over wat de kennelijk gebruikelijke werkwijze was binnen de IUE. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de administratie van het IUE gelet op de frauduleuze handelingen van de penningmeester niet betrouwbaar is. Een bewijsvermoeden in het voordeel van de inspecteur gebaseerd op deze administratie zou feitelijk betekenen dat bewijslast voor de boete op de belanghebbende komt te rusten. De inspecteur is dan ook niet geslaagd in het bewijs dat het aan opzet of grove schuld van belanghebbende is te wijten dat te weinig belasting is geheven. De rechtbank heeft om die reden de vergrijpboetes vernietigd.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2020:1964