In een procedure bij de Accountantskamer stelt klaagster dat een accountant het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid heeft geschonden door stukken te verstrekken aan de FIOD en mee te werken aan een (gedelegeerd) getuigenverhoor. De Accountantskamer oordeelt dat de accountant verplicht was mee te werken en in het contact met de FIOD steeds zorgvuldig heeft gehandeld. De klachten zijn kennelijk ongegrond.

De betrokken accountant deed sinds 2011 de salarisadministratie van klaagster, stelde de jaarrekening samen en verzorgde de aangifte vennootschapsbelasting. In 2013 is de Belastingdienst een boekenonderzoek gestart bij diverse entiteiten gelieerd aan klaagster. Dit leidde er toe dat de FIOD in 2015 een onaangekondigd bezoek bracht aan het accountantskantoor waar de betrokken accountant werkzaam is. De FIOD vorderde alle correspondentie, adviesdossiers en administratie van klaagster, welke stukken onder protest door de accountant verstrekt. Daarnaast heeft een medewerker van de FIOD de betrokken accountant per e-mail uitgenodigd voor een getuigenverhoor. Hij heeft hieraan geen medewerking verleend omdat dit niet paste binnen de voor hem geldende geheimhoudingsplicht. Vervolgens is hij door de rechter-commissaris opgeroepen om te worden gehoord. Dit verhoor is gedelegeerd aan en afgenomen door de FIOD.

Volgens de voorzitter van de Accountantskamer heeft de accountant terecht uiteengezet dat het gaat om een vordering als bedoeld in artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en dat het niet voldoen aan een dergelijke vordering een misdrijf oplevert. In situaties als deze is de uitzondering van artikel 16, aanhef en onder a, van de VGBA van toepassing. Klaagster heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat er meer stukken zijn overhandigd dan gevraagd. De betrokken accountant heeft het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid dan ook niet geschonden. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Dat geldt ook voor de klacht dat de betrokken accountant heeft meegewerkt aan het verhoor. Volgens klaagster was hij niet verplicht aan het verhoor mee te werken nu een verplichting alleen geldt bij een verhoor door de rechter-commissaris en niet bij een gedelegeerd verhoor door de FIOD. De voorzitter van de Accountantskamer overweegt dat uit de brief van de rechter-commissaris duidelijk blijkt er een verplichting bestond aan het verhoor mee te werken. Dat het verhoor aan de FIOD is gedelegeerd doet aan de ‘getuigeverplichting’ niet af. De voorzitter merkt ten slotte nog op dat volgens het verschoningsrecht als bedoeld in artikel 218 Sv volgens vaste rechtspraak niet aan registeraccountants toekomt en dat het niet voor de hand ligt te veronderstellen dat dit voor een accountant-administratieconsulent anders is.

Accountantskamer 16 april 2021, ECLI:NL:TACAKN:2021:27