Belanghebbende is bestuurder en directeur van X BV. X drijft een onderneming die actief is in de ICT. De aandelen in X werden gehouden door F, de toenmalige echtgenote van belanghebbende. Belanghebbende is op enig moment in contact gekomen met G, die op dat moment een eenmanszaak had. De eenmanszaak is ingebracht in Y BV. Belanghebbende heeft voor Y BV werkzaamheden verricht en is in het bezit van een jaaropgave over 2010 waaruit blijkt dat belanghebbende daarvoor salaris heeft ontvangen en waaruit blijkt dat er loonheffingen zijn ingehouden.
Naar aanleiding van boekenonderzoeken die zijn ingesteld door de inspecteur, is de inspecteur gestuit op een tweede jaaropgave over 2010 waaruit blijkt dat belanghebbende geen salaris zou hebben ontvangen.
De inspecteur heeft aan belanghebbende onder meer een navorderingsaanslag inkomstenbelasting opgelegd alsmede een vergrijpboete van 50%. Volgens de inspecteur heeft belanghebbende willens en wetens gebruik gemaakt van een onjuiste jaaropgave 2010 bij het invullen van zijn aangifte IB/PVV. Hij heeft welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat ten onrechte loonheffing in de inkomstenbelasting verrekend zou worden, met als gevolg dat te weinig belasting zou worden geheven.
De Rechtbank stelt vast dat er geen loonheffingen zijn ingehouden. Tot de gedingstukken behoren twee jaaropgaven van belanghebbende. De ene komt overeen met de door belanghebbende ingediende aangifte en uit de ander volgt dat belanghebbende geen salaris heeft ontvangen. De feitelijke uitbetalingen op de rekening van F zijn op geen enkele wijze te herleiden tot de arbeidsovereenkomst, de salarisspecificaties of de jaaropgave. De salarisspecificaties kloppen ook onderling niet en hebben geen enkel logisch verband met de jaaropgave. Daar staat tegenover dat belanghebbende heeft verklaard dat hij de jaaropgave van de adviseur van Y BV heeft ontvangen en daarop is afgegaan.
Weliswaar heeft de Rechtbank overwogen dat belanghebbende verweten kan worden dat hij onvoldoende zorgvuldig is geweest en te lichtvaardig van de juistheid van de jaaropgave is uitgegaan, maar dit strekt naar het oordeel van de Rechtbank niet zover dat gezegd kan worden dat belanghebbende ten minste bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij bij het doen van aangifte over 2010 van een te laag inkomen is uitgegaan of loonheffing zou verrekenen die niet was ingehouden. Omdat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van (voorwaardelijk) opzet, zal de Rechtbank de vergrijpboete vernietigen.
Rechtbank Gelderland 11 april 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:1625
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2018:1625