Op 23 juli 2015 heeft de inspecteur bij de Zwitserse autoriteiten verzocht om informatie te verstrekken van rekeninghouders bij de UBS bank in Zwitserland met domicilie-adres in Nederland. Naar aanleiding daarvan heeft de inspecteur in december 2016 een usb-stick ontvangen van de UBS met daarop gegevens van bankrekeninghouders. Uit die gegevens zou volgen dat ook belanghebbende en/of zijn partner gerechtigd zijn geweest tot een in het buitenland aangehouden bankrekening.
Daarnaast heeft de inspecteur navorderingsaanslagen inkomstenbelasting aangekondigd en medegedeeld dat voor het jaar 2004 een vergrijpboete zal worden opgelegd.
In geschil is of de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting 2003 en 2004 terecht en tot de juiste bedragen zijn vastgesteld. Meer in het bijzonder is in geschil of belanghebbende c.q. de partner in 2003 en 2004 houder was van een bankrekening bij de UBS, dan wel over niet in de aangifte opgegeven (buitenlands) vermogen beschikte.
Belanghebbende en de partner hebben voor het eerst ter zitting verklaard dat de partner op 6 mei 2010 bij de UBS in Zwitserland eenmaal een bedrag van tussen de € 360.000 en de € 400.000 aan contanten heeft gestort. De partner heeft vervolgens verklaard dat zij dit vermogen op verzoek van een zakenrelatie heeft aangenomen om het geld tegen vergoeding uit het zicht te houden. De partner heeft haar verklaring op geen enkele wijze onderbouwd met objectief verifieerbare gegevens. De partner heeft desgevraagd ter zitting geen opheldering kunnen gegeven over het verschil tussen de gestelde storting op 6 mei 2010 van tussen de € 360.000 en de € 400.000 en de door de UBS geregistreerde storting van € 100.000. De verklaring wijkt ook af van eerdere door de partner afgelegde verklaringen. De Rechtbank gaat daarom voorbij aan de ongeloofwaardige verklaringen van de partner omtrent de herkomst van de gelden. Zodoende hebben belanghebbende en de partner geen openheid van zaken gegeven over de herkomst van de gelden op de bankrekening in 2010 en de jaren er na, maar dit is evenwel onvoldoende om op grond daarvan aan te nemen dat de partner en/of belanghebbende in de jaren 2003 en 2004 al een (andere) bankrekening hadden bij de UBS of een andere bank, dan wel beschikte over het vermogen op deze bankrekening. Dat is niet komen vast te staan.
De navorderingsaanslagen moeten worden vernietigd en de vergrijpboeten komen te vervallen.
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2019:11120