Belanghebbende beschikt over een vergunning voor een accijnsgoederenplaats en hield daarin diverse soorten sterke drank in opslag voor E. In de periode april 2008 tot en met mei 2008 zijn in opdracht van E een viertal zendingen sterke drank bij belanghebbende opgehaald ter verzending onder schorsing van accijns naar Portugal.

Belanghebbende heeft de derde exemplaren van de AGD’s terugontvangen welke waren afgetekend voor ontvangst en voorzien van een stempel, naam en handtekening. De belastingdienst heeft vervolgens een onderzoek bij belanghebbende ingesteld. Voorts verzoekt zij de Portugese autoriteiten nadere informatie te verstrekken. De Portugese autoriteiten berichten dat de zendingen niet in Portugal zijn aangekomen en dat de stempels en handtekening niet aan de Portugese geadresseerde toebehoren.

De Inspecteur legt vervolgens aan belanghebbende naheffingsaanslagen accijns op waartegen belanghebbende in bezwaar, beroep en thans hoger beroep is gekomen. Belanghebbende voert ten principale aan dat er geen sprake is geweest van een uitslag. In dit kader is de bewijslast van belang omdat de stukken hieromtrent door belanghebbende wel zijn overlegd aan de FIOD maar pas in het tiendagenstuk voor de zitting bij het Hof zijn ingediend, terwijl de Inspecteur al eerder om deze stukken had verzocht.

Het Hof overweegt dat gelet op het door de Hoge Raad gewezen arrest van 2 oktober 2015, 14/02811, ECLI:NL:HR:2015:2903 in onderhavige zaak geen plaats is voor omkering en verzwaring van de bewijslast, omdat de uitspraak op bezwaar is gedaan na 1 juli 2011 en de Inspecteur geen informatiebeschikking heeft gegeven als bedoeld in artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Echter, het Hof overweegt voorts dat belanghebbende ter zake van de onderhavige zendingen CMR vrachtbrieven en terugzendingsexemplaren van de AGD’s heeft overgelegd, met een stempel en een handtekening waarvan is gebleken dat deze niet toebehoren aan de geadresseerde. Het Hof is mitsdien van oordeel, dat belanghebbende niet aan de op haar rustende bewijslast heeft voldaan aan te tonen dat geen onregelmatigheid is begaan. Voorts heeft naar het oordeel van het Hof belanghebbende evenmin aannemelijk gemaakt, dat de onregelmatigheid of de overtreding daadwerkelijk werd begaan in een andere lidstaat. Het Hof verklaart het hoger beroep van belanghebbende ongegrond.

Instantie: Hof Den Bosch
Datum uitspraak: 19/11/2015

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSHE:2015:4640