Verdachte is via zijn holding grootaandeelhouder van een BV ten behoeve waarvan hij werkzaamheden verricht. Aan verdachte is het doen van onjuiste aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010 t/m 2015 tenlastegelegd omdat een deel van de ontvangen managementvergoeding niet door verdachte zou zijn aangegeven. Daarnaast wordt hem verweten ten onrechte AOV-premies als kostenpost te hebben opgevoerd. De rechtbank veroordeelde verdachte voor deze gedragingen. Hof Den Bosch spreekt de verdachte voor een deel vrij.

Het hof constateert ten aanzien van het eerste feit dat het strafrechtelijk onderzoek is gebaseerd op het uitgangspunt dat de managementvennootschap-structuur realiteit  moet worden ontzegd. In dat verband haalt het hof – zoals ook aangevoerd door de verdediging – een brief aan waarin de inspecteur in de bezwaarfase het standpunt inneemt dat geen sprake is van een illegale managementvennootschap-structuur. Het hof volgt dit standpunt.

Zodoende zijn de door de holding aan de BV gefactureerde bedragen inkomsten van de holding uit hoofde van een managementovereenkomst tussen de holding en de BV. De voornoemde gefactureerde bedragen komen verdachte dus niet zonder meer toe als loon uit dienstbetrekking of ROW, aldus het hof. Volgens het hof zijn de aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2015 in zoverre niet onjuist en/of onvolledig gedaan.

Het hof constateert vervolgens dat het procesdossier voor het overige geen onderzoek c.q. stukken bevat omtrent de wijze waarop de betalingen ten goede zijn gekomen aan verdachte en een belastbaar feit zouden opleveren óf omtrent het vast te stellen fictief loon, aldus het hof. Het hof spreekt verdachte van dit feit vrij.

Wat betreft de AOV-premies overweegt het hof ten aanzien van de jaren 2013 en 2014 dat deze als kostenpost ‘verzekeringskosten’ in de BV zijn opgenomen en als zodanig dus ‘drukken’ op de BV en niet op verdachte. Hier doet niet aan af dat verdachte zelf de AOV-premies aan verzekeraar heeft voldaan. Ten aanzien van het jaar 2012 heeft de BV de AOV-premies aan de verzekeraar voldaan en ‘drukken’ de AOV-premies om die reden niet op verdachte.

Het hof acht het doen van onjuiste aangifte inkomstenbelasting over de jaren 2012 t/m 2014 bewezen. Wat betreft de straftoemeting houdt het hof rekening met de draagkracht van verdachte, met het gegeven dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld, met de LOVS-richtlijnen en met het feit dat verdachte momenteel directeur is van een startup dat studenten begeleidt naar hun eerste baan. Het hof veroordeelt verdachte tot het betalen van een geldboete van € 3.000.

Hof ‘s-Hertogenbosch 31 mei 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1749.