In opdracht van een in Oostenrijk woonachtige persoon zijn sigaretten van Hongarije naar het Verenigd Koninkrijk vervoerd. Een deel van de sigaretten is door de Britse autoriteiten in beslag genomen. Oostenrijk legt aan de chauffeur een naheffingsaanslag in de tabaksaccijns op, nu hij de betrokken sigaretten had ontvangen en door Oostenrijk heeft vervoerd. De Oostenrijkse rechter heeft de prejudiciële vraag voorgelegd of de lidstaten van doorvoer ook accijns mogen heffen van de chauffeur omdat hij de sigaretten op hun grondgebied voorhanden heeft gehad.

Het Hof stelt dat richtlijn 92/12 regels beoogt in te voeren, met name om te garanderen dat de verschuldigdheid van accijns in alle lidstaten identiek is geregeld. Met deze harmonisatie kan in beginsel dubbele belasting in de betrekkingen tussen lidstaten worden vermeden. Artikel 7, leden 1 en 2 van richtlijn 92/12 stelt de algemene regel vast dat over een in een lidstaat tot verbruik uitgeslagen accijnsproduct dat in een andere lidstaat voor commerciële doeleinden voorhanden wordt gehouden, accijns wordt geheven in de tweede lidstaat. De plaats waar accijns verschuldigd wordt, is de lidstaat van bestemming en niet de plaats waar het product tot verbruik is uitgeslagen.

Hoewel richtlijn 92/12 niet expliciet uitsluit dat in een lidstaat waardoor smokkelwaar is vervoerd, accijns wordt geheven, heeft het Hof geoordeeld dat ingeval smokkelwaar commercieel voorhanden wordt gehouden, de lidstaat waar de producten zijn ontdekt, bevoegd is om accijns te innen. Dit volgt uit arrest Dansk Transport og Logistik (C-230/08). Slechts indien de producten niet commercieel voorhanden worden gehouden, blijft de lidstaat van vertrek bevoegd om de accijns te innen. Het Hof komt tot de conclusie dat er niet vanuit kan worden gegaan dat de Uniewetgever meer belang heeft willen hechten aan de preventie van misbruik en fraude door algemeen toe te staan dat bij illegaal vervoer alle lidstaten van doorvoer accijns heffen. De lidstaten van doorvoer zijn dan ook niet bevoegd om de accijns te innen wanneer de producten zonder geleidedocument worden vervoerd en worden ontdekt door de autoriteiten van een andere lidstaat en daar voor commerciële doeleinden voorhanden worden gehouden.

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer)- 5 maart 2015 (*) In zaak C 175/14

http://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf;jsessionid=9ea7d2dc30d549442688c5c949c7a3a886806463f602.e34KaxiLc3qMb40Rch0SaxuQbxn0?text=&docid=162694&pageIndex=0&doclang=nl&mode=lst&dir=&occ=first&part=1&cid=6944