Aan eiseres is een naheffingsaanslag dividendbelasting en een vergrijpboete ex artikel 67f AWR opgelegd, omdat er sprake zou zijn geweest van een belastbaar feit voor de dividendbelasting terwijl geen aangifte werd gedaan en er geen dividendbelasting is ingehouden of afgedragen. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgronden gericht tegen de naheffingsaanslag dividendbelasting geen doel treffen.

Verweerder heeft ten aanzien van de opgelegde boete het standpunt ingenomen dat eiseres op zijn minst grofschuldig de dividendbelasting niet heeft betaald. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn stelling.

De rechtbank acht het aannemelijk dat eiseres zich bij haar adviseur heeft laten informeren over het traject van de belastingvrije terugbetaling en dat zij hierna zelfstandig een notaris had benaderd om het traject uit te voeren. Dat uiteindelijk een fout is gemaakt bij de uitvoering van het traject, bestaande in een vroegtijdige creditering in de boeken, acht de rechtbank onvoldoende om te kunnen spreken van grove schuld. Het kan, aldus de rechtbank, eiseres niet worden verweten dat zij ervan is uitgegaan dat haar adviseur en de notaris het traject op juiste wijze zouden uitvoeren. Voorts overweegt de rechtbank dat eiseres zich ook niet zelf had hoeven te verdiepen in de inhoudelijke aspecten van de op haar toepasselijke belastingregelingen, omdat zij zich heeft laten bijstaan door een adviseur die zij daar voor voldoende deskundig mocht houden en aan wiens zorgvuldige taakvervulling zij niet behoefte te twijfelen. Naar het oordeel van de rechtbank kan aan eiseres niet het verwijt worden gemaakt dat zij grofschuldig heeft gehandeld. De vergrijpboete kan derhalve niet in stand blijven.

Tot slot overweegt de rechtbank dat in het midden kan worden gelaten of er sprake is van grove schuld aan de zijde van de adviseur, aangezien deze grove schuld in het kader van de boeteoplegging niet zonder meer aan eiseres kan worden toegerekend. Zo is gesteld noch gebleken dat eiseres niet de nodige zorg zou hebben betracht bij de keuze van haar adviseur of bij de samenwerking met die adviseur.

Rechtbank Den Haag, 25 juli 2015

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2015:8698