Aan belanghebbende zijn twee naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd alsmede twee verzuimboetes van € 61 en € 79.

Belanghebbende is als communicatieadviesbureau opgericht in 2008. De activiteiten van belanghebbende bestaan voornamelijk uit het samenstellen van ‘’De verloskundigentas’’. Deze tas bevat informatie voor zwangere vrouwen en is op verzoek van de samenwerkende verloskundigen en kraamzorgstichtingen ontwikkeld. Belanghebbende heeft op de door haar ingediende aangiften omzetbelasting naar een tarief van 21% aangegeven over de vergoeding die zij factureert. Belanghebbende heeft de verschuldigde omzetbelasting niet betaald, maar een verzoek tot vrijstelling ingediend. Dit verzoek is door de inspecteur afgewezen.

In geschil is of belanghebbende recht heeft op vrijstelling alsmede of de verzuimboetes terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.

De Rechtbank overweegt ten aanzien van de vrijstelling dat er geen gronden zijn de activiteiten van belanghebbende in aanmerking te laten komen voor vrijstelling. De Rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of sprake is van een pleitbaar standpunt dan wel afwezigheid van alle schuld (avas).

Het Hof overweegt dat het vooroverleg met de Belastingdienst over de in geschil zijnde kwestie is begonnen op 12 april 2015. Kort na een bedrijfsbezoek is belanghebbende door de Belastingdienst geïnformeerd over het feit dat de betaalde werkzaamheden door de inspecteur worden gezien als het verstrekken van reclame. Belanghebbende kende het standpunt van de inspecteur dus al voordat uiterlijk aangifte moest worden gedaan. Belanghebbende heeft geen jurisprudentie naar voren gebracht die het door belanghebbende ingenomen standpunt rechtvaardigt.

Overigens heeft belanghebbende aangevoerd dat een medewerkster van de Belastingdienst heeft geadviseerd om de op aangifte verschuldigde belasting niet te betalen, maar eerst de beslissing van de inspecteur af te wachten. Het Hof beschouwt deze stelling als een beroep op avas en wijst dit af, omdat de inspecteur ontkent dat zulke toezeggingen zijn gedaan en belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit wel het geval was.

De verzuimboetes zijn terecht aan belanghebbende opgelegd en de hoogte daarvan is passend en geboden.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2019:549