In deze zaak legt de inspecteur een vergrijpboete van € 500.000 op aan belanghebbende, voormalig statutair bestuurder van een betaaldvoetbalorganisatie, wegens het feitelijk leidinggeven aan het opzettelijk niet afdragen van loonheffingen bij de transfer van een speler. Bij die transfer zijn omvangrijke vergoedingen betaald aan de zaakwaarnemer van de speler, waarvoor volgens de inspecteur feitelijk sprake was van loon aan de speler zelf, waarover de club loonheffing had moeten inhouden en afdragen. De inspecteur stelt dat belanghebbende zich actief met de transfer en de afspraken daaromtrent heeft bemoeid, en bekend was met het werkelijke karakter van de betalingen. Hij zou daarmee feitelijk leiding hebben gegeven aan de gedraging van de club om de loonheffing opzettelijk niet af te dragen. Belanghebbende betwist dit en voert aan dat hij vanaf eind 2014 geen feitelijke betrokkenheid meer had bij de club en ook niet bij de verdere afwikkeling van de transfer.

Rechtbank Gelderland overweegt dat voor het aannemen van feitelijk leidinggeven vereist is dat iemand actief en effectief gedrag vertoont dat binnen de gewone betekenis van dat begrip valt, en dat die bijdrage bovendien zodanig moet zijn dat deze heeft geleid tot de verboden gedraging. Op grond van de feiten en stukken komt de rechtbank tot het oordeel dat de inspecteur dit in het geval van belanghebbende niet overtuigend heeft aangetoond. Hoewel belanghebbende in 2014 als bestuurder betrokken was bij de eerste fase van de transfer en de bijbehorende contracten, blijkt uit het dossier niet van enige betrokkenheid van hem bij de latere afwikkeling van de betalingen –  waaronder de betalingen in 2015 die de kern van de boetebeschikking vormen. Ook heeft de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende enige rol heeft gespeeld bij het presenteren van commissies als scoutingvergoedingen, noch bij de fiscale verwerking daarvan. De rechtbank acht het enkele feit dat belanghebbende tot maart 2015 statutair bestuurder was onvoldoende om feitelijk leidinggeven aan de overtreding aan te nemen, temeer nu hij onweersproken heeft gesteld dat hij zijn feitelijke werkzaamheden al sinds najaar 2014 had neergelegd. De rechtbank vernietigt de boetebeschikking.

 

Rechtbank Gelderland 5 juni 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:4322

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2025:4322