Belanghebbende exploiteert een pluimveehouderij. De Algemene Inspectiedienst (de AID) heeft bij belanghebbende een opsporingsverzoek verricht. Naar aanleiding van de resultaten uit dit onderzoek heeft de inspecteur geconcludeerd dat belanghebbende een kleinere hoeveelheid mest, houdende fosfaat en stikstof, heeft doen afvoeren dan zij in haar aangiften heeft verwerkt. De inspecteur heeft vervolgens naheffingsaanslagen in de fosfaat- en stikstofheffing en een vergrijpboete van € 162.245 opgelegd.

De inspecteur verwijt belanghebbende dat het aan haar grove schuld is te wijten dat er te weinig stikstof- en fosfaatheffing is betaald. Door in haar aangiften voor de verfijnde fosfaat- en stikstofheffing verminderingen te claimen ter zake van de 42 naar Duitsland vervoerde vrachten mest zonder evenwel te beschikken over de daartoe vereiste afleveringsbewijzen, heeft belanghebbende naar het oordeel van het Hof dermate, in laakbaarheid aan opzet grenzend, verwijtbaar gehandeld dat sprake is van ‘grove schuld’.

Het Hof laat de door de Rechtbank in het kader van straftoemeting en vanwege overschrijding van de redelijke termijn verminderde boeten van€ 70.000 in stand. Het Hof ziet geen grond voor verdere matiging van de boeten en merkt hierbij op dat belanghebbende in de procedure voor verwijzing haar ingenomen stelling inzake haar slechte financiële positie onvoldoende heeft onderbouwd.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 8 december 2015

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2015:9446