Aan belanghebbende is abusievelijk een teruggaaf van omzetbelasting verleend. Belanghebbende heeft de inspecteur verzocht de teruggaafbeschikking te vernietigen. De Inspecteur heeft vervolgens een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd om de gevolgen van de onjuiste teruggaaf te corrigeren. Tegen deze naheffingsaanslag heeft belanghebbende bezwaar aangetekend. In zijn uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag verminderd tot nihil. De rechtbank heeft belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep wegens het ontbreken van belang.
In hoger beroep stelt belanghebbende dat hij wel degelijk een belang had bij het instellen van beroep. Dit belang zou zijn gelegen in de door hem gewenste ontkoppeling van zijn btw-identificatienummer van de ondernemer voor wie de teruggaaf was bestemd. Voorts heeft belanghebbende verzocht hem in het vervolg onder te brengen bij het kantoor Amsterdam van de Belastingdienst. De Inspecteur heeft aangevoerd dat sprake is van een incidentele fout en dat van een koppeling geen sprake is.
Het Hof stelt vast dat belanghebbende geen fiscaal belang heeft bij het instellen van beroep, nu de naheffingsaanslag reeds tot nihil is verminderd. Daarnaast overweegt het Hof dat de beslissing van de Belastingdienst op het verzoek van belanghebbende, te weten iedere aanwijzing in de administratie van de Belastingdienst te verwijderen waaruit zou kunnen blijken dat aan hem een btw-teruggaaf is verleend, geen voor bezwaar en beroep vatbare beslissing is.
Een belang kan gelegen zijn in het feit dat belanghebbende schade heeft geleden als gevolg van de opgelegde naheffingsaanslag. Belanghebbende heeft hieromtrent echter niet meer gesteld dan dat de naheffingsaanslag hem irritatie en stress heeft opgeleverd. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende hiermee tekortschiet in zijn stelplicht.
Het Hof komt tot de conclusie dat belanghebbende geen belang heeft bij het door hem ingestelde beroep bij de rechtbank. Het Hof verklaart het hoger beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Datum uitspraak: 26 april 2016
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2016:3244