Belanghebbende is een onderneming met als voornaamste bedrijfsactiviteit het in- en verkopen van jonge gebruikte exclusieve auto’s. Uit onderzoek van de inspecteur blijkt dat er auto’s zijn verhandeld met bedrijven waar btw-fraude is vastgesteld. Belanghebbende is volgens de inspecteur een schakel in een btw-keten geweest. Daarom heeft de inspecteur naheffingsaanslagen alsmede boetebeschikkingen voor de jaren 2008 tot en met 2012 opgelegd.

In geschil zijn de naheffingsaanslagen alsmede de boetebeschikkingen.

De correcties kunnen worden onderverdeeld in twee soorten, namelijk de correcties die erin bestaan dat aftrek van inkoop-btw wordt geweigerd wegens betrokkenheid bij btw-fraude (de fraude-correcties) en correcties in verband met de weigering van het 0%-tarief ter zake van leveringen die belanghebbende heeft behandeld als intracommunautaire leveringen (ICL-correcties).

Voor de fraude-correcties is vereist dat belanghebbende ‘had moeten weten’ dat ergens in de btw-keten voor hem sprake was van btw-fraude. Dit is het geval geweest in die transacties waaruit de facturen onregelmatigheden bevatten waarna bij belanghebbende vragen hadden moeten rijzen. Zo is bijvoorbeeld een onverklaarbare prijsval tussen dezelfde auto die twee keer is ingekocht reden om verdere vragen te stellen.  Wat betreft de ICL-correcties ligt de bewijslast bij belanghebbende. Met een kentekenregistratie in het land van levering (Duitsland) is de ICL niet voldoende aannemelijk gemaakt. Er moeten specifieke documenten zijn inzake de levering in het buitenland. Alleen die leveringen zijn van correctie uitgezonderd. De ICL-correcties worden door de Rechtbank deels gevolgd.

In het bijzonder is de boete in het jaar 2010 relevant. De Rechtbank benadrukt dat bij een vergrijpboete zoals hier het er niet omgaat of belanghebbende wist of had moeten weten van de btw-fraude. Het verwijt dat aan belanghebbende wordt gemaakt, is het in aftrek brengen van voorbelasting terwijl belanghebbende wist of had moeten weten van btw-fraude in de keten. In de nationale wet is niet voorzien dat in zulke gevallen aftrek van voorbelasting wordt geweigerd. Pas in het arrest Italmoda is door het Hof van Justitie bepaald dat in zulke gevallen op grond van de Europese BTW-richtlijnen aftrek mag worden geweigerd, ook als de nationale wet daarin niet voorziet. Nu de onderhavige gedraging is gedaan vóór de uitspraak in arrest Italmoda was het aftrekken van voorbelasting nog pleitbaar. Het beroep tegen de boetes in 2010 is daarmee gegrond. Ook de overige beroepen tegen de boetes worden gegrond verklaard.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2020:1400