Aan belanghebbende is een aanslag inkomstenbelasting opgelegd en een vergrijpboete van € 13.051. Voorts is een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd met een vergrijpboete van € 22.306.

Belanghebbende drijft een onderneming en handelt in auto’s. Belanghebbende heeft verschillende stortingen gedaan op zijn bankrekening. Naar aanleiding van een onderzoek waarbij de inspecteur informatie heeft opgevraagd bij het Holland Casino, is vast komen te staan dat belanghebbende het casino regelmatig bezoekt.

Belanghebbende heeft verklaard dat de stortingen winsten zijn die bij het casino zijn geboekt. De controlerend ambtenaar heeft een vermogensvergelijking gemaakt waaruit blijkt van onverklaarbare tekorten. Het Hof gaat voorbij aan de verklaring van belanghebbende dat hij zijn uitgaven en stortingen heeft kunnen doen met speelwinsten behaald bij het Holland Casino. Het Hof acht niet aannemelijk dat belanghebbende zo vaak en zoveel winst heeft gemaakt dat daarmee het kastekort is te verklaren.

Evenals de Rechtbank is het Hof van oordeel dat belanghebbende opzet kan worden verweten. Met de overgelegde vermogensvergelijking heeft de inspecteur voldoende concreet onderbouwd dat belanghebbende meer inkomsten en omzet moet hebben genoten dan hij in de aangiften heeft vermeld. Het Hof acht gelet op de aard en omvang van de voor de inspecteur verzwegen inkomsten en omzet, aannemelijk dat belanghebbende zich bewust is geweest van het feit dat hij onjuiste aangiften deed.

De inspecteur heeft naar aanleiding van het bezwaar de boetes reeds gematigd in verband met de samenloop tussen de inkomstenbelasting en omzetbelasting. De Rechtbank heeft de boetes verder gematigd omdat de aanslagen tot stand zijn gekomen met toepassing van omkering en verzwaring van de bewijslast.

Omdat de redelijke termijn in hoger beroep met bijna 3 jaar is overschrijden, matigt het Hof de boetes verder met 20%.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2019:375