De Belastingdienst maakt met behulp van ANPR technologie op grote schaal foto’s langs de Nederlandse snelwegen. Die foto’s van miljoenen Nederlanders worden systematisch opgeslagen en verwerkt. De Belastingdienst gebruikt die foto’s bijvoorbeeld voor de controle van rittenregistraties waaruit zou moeten blijken dat de kentekenhouder minder dan 500 kilometer privé heeft gereden. De betreffende camerabeelden geven echter een zeer gedetailleerd inzicht in het verplaatsingsgedrag van automobilisten.

Een belanghebbende die zich met deze foto’s geconfronteerd zag in een discussie over de juistheid van zijn rittenadministratie, spande hierover met zijn advocaten prof. mr. G.J.M.E. de Bont en mr. A.B. Vissers, een procedure aan. Na, door zowel de Rechtbank als het Hof in het ongelijk te zijn gesteld, stond in de cassatieprocedure de vraag centraal of deze wijze van gegevensverwerking – waarmee een inbreuk wordt gemaakt op het recht op privacy zoals bedoeld in artikel 8 EVRM – wel voldoet aan de eisen die daaraan op grond van de Europese jurisprudentie worden gesteld.

Een inbreuk op de privacy is slechts toelaatbaar indien is voorzien in een wettelijke grondslag. Die wettelijke grondslag moet bovendien voldoende helder en kenbaar zijn, zodat de burger zijn gedrag daarop kan afstemmen. Ook moet de wettelijke grondslag met voldoende waarborgen zijn omkleed, zodat aan de burger voldoende bescherming (wegens misbruik) wordt geboden.

In het mondelinge betoog dat de advocaten van belanghebbende hielden bij de Hoge Raad werd met name gefocust op het feit dat een wettelijke grondslag voor het verzamelen en verwerken van de gegevens ontbreekt. Nergens in de wet is opgenomen dat de Belastingdienst een dergelijke – vergaande – bevoegdheid heeft.

De Advocaat-Generaal komt na een uitgebreide uiteenzetting van zowel de nationale als de internationale regelgeving en jurisprudentie tot de volgende conclusie:

Het komt mij derhalve voor dat de Belastingdienst te dezen handelt zonder dat daartoe in de Awb of de AWR een bevoegdheid is geregeld (i.e. niet op een wettelijke grondslag berust). Nu de inbreuk niet bij wet is voorzien, moet worden geconcludeerd dat het vastleggen van de ANPR-gegevens door de Belastingdienst op de openbare weg in strijd is met het door artikel 8 EVRM gewaarborgde recht op bescherming van het privéleven.

Zo al zou worden geoordeeld dat een bevoegdheid zoals het verkrijgen van ANPR-gegevens toch uit de wet, bijvoorbeeld artikel 11 AWR, kan worden afgeleid, dan is deze daarin toch zo onhelder en zonder waarborgen voor de bescherming van de privacy geregeld dat ook in dat geval niet kan worden gesproken van een wettelijke basis die voldoet aan de eisen die het EHRM daaraan stelt in verband met artikel 8 EVRM.”

De Advocaat-Generaal concludeert om die reden tot gegrondverklaring van het namens belanghebbende ingestelde cassatieberoep. Het gevolg is volgens de Advocaat-Generaal dat de met de ANPR-camera’s verkregen gegevens niet mogen worden gebruikt bij het opleggen van de naheffingsaanslagen aan belanghebbende. Ook overweegt de Advocaat Generaal dat de Hoge Raad de zaak zelf kan afdoen, hetgeen zal moeten resulteren in het vernietigen van de naheffingsaanslagen.

Conclusie Advocaat-Generaal