Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 373.268 en een vergrijpboete van € 101.821.

Belanghebbende verhuurt een deel van een pand aan X en een ander deel van het pand wordt aan stichting Y ter beschikking gesteld zonder dat Y daarvoor een vergoeding verschuldigd is aan belanghebbende. Door de inspecteur is een vergrijpboete ter zake van grove schuld opgelegd, omdat belanghebbende ten onrechte voorbelasting met betrekking tot de verhuur van het pand aan X in aftrek heeft gebracht. Eveneens heeft de inspecteur een vergrijpboete opgelegd ter zake van opzet omdat belanghebbende ten onrechte omzetbelasting in aftrek heeft gebracht, terwijl zij wist dat de aftrek betrekking had op aan de stichting verleende prestaties.

In geschil is onder meer of de vergrijpboeten terecht en tot het juiste bedrag zijn opgelegd.

Het Hof is van oordeel dat de inspecteur met hetgeen hij heeft aangevoerd aannemelijk heeft gemaakt dat bij belanghebbende sprake is van grove schuld met betrekking tot de vergrijpboete ter zake van de verhuur en terbeschikkingstelling van het pand. Belanghebbende kan redelijkerwijs niet hebben gemeend dat zij recht op aftrek van voorbelasting zou hebben. Met het niet voldoen aan de vereisten om de vrijstelling voor verhuur van het pand buiten toepassing te laten dan wel het pand zonder vergoeding ter beschikking te stellen aan de stichting, waarvan belanghebbende wist dat de stichting goede doelen nastreefde en geen belaste prestaties verrichte, heeft belanghebbende dermate lichtvaardig gehandeld dat gesproken kan worden van grove schuld. Het Hof acht de door de Rechtbank gematigde boete van € 59.415 passend en geboden.

Ten aanzien van de vergrijpboete van de aan de stichting doorberekende bedragen acht het Hof aannemelijk dat belanghebbende, als bestuurder van de stichting, wist dat de stichting geen recht op aftrek van voorbelasting zou hebben kunnen claimen ter zake van de ingekochte prestaties die voor doeleinden van de stichting zijn gebruikt en benut. Het Hof acht mitsdien aannemelijk dat belanghebbende willens en wetens, derhalve met opzet, heeft bewerkstelligd dat bij belanghebbende ten onrechte omzetbelasting in aftrek werd gebracht. Met de Rechtbank acht het Hof de boete van € 17.009 passend en geboden.

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 24 maart 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1315

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2017:1315