Verdachte is veroordeeld voor het leidinggeven aan een criminele organisatie, valsheid in geschrifte, belastingfraude en witwassen gedurende een groot aantal jaren in Nederland, Bulgarije en Turkije.

Verdachte was bestuurder en enig aandeelhouder van een aantal Nederlandse vennootschappen. Het oogmerk van deze vennootschappen was het oplichten van ondernemers en andere organisaties door middel van acquisitiefraude, het valselijk opmaken van de bedrijfsadministraties, het opzettelijk onjuist doen van aangiften vennootschapsbelasting en het op grote schaal witwassen van geldbedragen die afkomstig waren uit de gepleegde misdrijven. Tevens heeft verdachte opzettelijk onjuiste aangiften inkomstenbelasting gedaan.

Verdachte heeft door middel van telefonische acquisitie ondernemers opgebeld en hen verteld dat ze een opzegformulier retour moesten sturen zodat het abonnement op de vermelding van bedrijfsgegevens op internet werd stopgezet en de ondernemers dientengevolge geen betalingen meer verschuldigd waren. Echter bleek het opzegformulier in feite een contract te zijn, waardoor op grote schaal ondernemers zijn opgelicht.

Voorts acht de Rechtbank bewezen dat er valse facturen in de bedrijfsadministraties van de vennootschappen zijn opgenomen, waardoor opzettelijk een te laag bedrag aan vennootschapsbelasting is geheven. Door het betalen van die facturen zijn de overgemaakte bedragen aan verschillende vennootschappen onttrokken. Deze onttrekkingen hadden in de aangiften inkomstenbelasting van verdachte als inkomsten uit aanmerkelijk belang aangegeven moeten worden, hetgeen niet is gebeurd. Het belastingnadeel bedraagt in totaal meer dan € 1.100.000.

De Rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Voorts mag verdachte gedurende de proeftijd geen acquisitiewerkzaamheden verrichten en mag hij gedurende zes jaren geen bestuurder meer zijn van een rechtspersoon.

Rechtbank Overijssel, 16 februari 2016

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2016:487