Aan de fiscale eenheid A BV en B BV is een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 572.527 en een verzuimboete van € 10.127.

Belanghebbende exploiteert een woon-zorgcomplex. Dit complex bevat seniorenwoningen, commerciële ruimten en een parkeergarage. Aan de voorzijde van het complex is een parkeerplaats aangelegd met 88 plaatsen.

Belanghebbende heeft 83% van de parkeerplaatsen tezamen met een appartement in het complex verhuurd. De overige parkeerplaatsen worden verhuurd aan niet-bewoners van het complex. Ten aanzien van de verhuur van de parkeerplaatsen aan bewoners van het complex heeft de fiscale eenheid geen omzetbelasting op aangifte voldaan. Ten aanzien van de verhuur van de parkeerplaatsen aan niet-bewoners heeft de fiscale eenheid wel omzetbelasting op aangifte voldaan. In de naheffingsaanslag is een bedrag begrepen dat de fiscale eenheid in verband met de realisatie van de parkeergarage in aftrek heeft gebracht.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de verzuimboete terecht is opgelegd voor de omzetbelasting die niet op aangifte is voldaan wegens de belaste verhuur van parkeerruimte aan bewoners van het complex. Voor het restant van de verzuimboete beroept belanghebbende zich op een pleitbaar standpunt, namelijk dat zij gelet op een besluit van de staatssecretaris en de akkoordverklaring van de inspecteur redelijkerwijs mocht menen dat de aftrek van de voorbelasting op de bouw van de parkeergarage, op een juiste uitleg van relevante bepalingen berustte.

Het Hof is van oordeel dat van een pleitbaar standpunt geen sprake is. Uit het besluit kan redelijkerwijs niet worden afgeleid dat het standpunt van belanghebbende juist is, mede gelet op de jurisprudentie van het HvJEU. Daar komt bij dat de akkoordverklaring van de inspecteur zag op een ander complex die belanghebbende exploiteerde en de feiten en omstandigheden op cruciale punten verschillen met elkaar.

Met haar handelwijze – één huurovereenkomst, één huurprijs, geen enkele vermelding van omzetbelasting en kennelijk geen enkele controle – heeft belanghebbende naar het oordeel van het Hof een situatie doen ontstaan waarin wel alle voorbelasting op de bouw van de parkeergarage in aftrek is gebracht, terwijl geen omzetbelasting is voldaan over de verhuur van de parkeerplaatsen aan de bewoners van het complex. Bij de ingebruikneming van de parkeergarage kon en mocht belanghebbende redelijkerwijs niet menen dat de aftrek van de voorbelasting op de bouwkosten in stand kon blijven. De verzuimboete is naar het oordeel van het Hof terecht opgelegd en is passend en geboden (na matiging door de Rechtbank met 25% in verband met de overschrijding van de redelijke termijn).

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 7 november 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:9710

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2017:9710