De rechtbank heeft verdachte, zijnde financieel adviseur of tussenpersoon voor verzekerings- of financieringsmaatschappijen, veroordeeld voor het plegen van valsheid in geschrift, verduistering in dienstbetrekking, oplichting, witwassen en bedrieglijke bankbreuk. De valsheid in geschrift is gepleegd door het ondertekenen van contracten en loonstroken uit naam van de slachtoffers en door op grond daarvan leningen en kredieten af te sluiten. De verduistering in dienstbetrekking hield in dat verdachte zijn slachtoffers voorhield dat zij, door in zijn onderneming te investeren, een lucratief rendement op hun investering konden ontvangen. Diverse slachtoffers hebben aanzienlijke leningen afgesloten of hypotheken verhoogd, onder het voorwendsel dat dit voor hen tot lagere maandlasten zou leiden. Verdachte heeft sommige slachtoffers een spaarvorm voorgehouden die hij niet kon en mocht aanbieden en heeft dat geld vervolgens niet voor zijn klanten gespaard, maar opgemaakt. De slachtoffers betroffen meestal personen die klant waren bij verdachte die indertijd werkte als financieel adviseur. Verder heeft verdachte bedrieglijke bankbreuk gepleegd. Voorafgaand aan zijn faillissement heeft verdachte een auto aan de boedel onttrokken. Daarnaast heeft verdachte geen volledige administratie bijgehouden van zijn bedrijf.

De raadsman heeft betoogd dat in de gevallen waar verduistering in dienstbetrekking ten laste is gelegd, het gaat om een civielrechtelijk geschil over de nakoming en dat derhalve geen sprake is geweest van strafrechtelijk verwijtbaar handelen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich het geld opzettelijk wederrechtelijk toegeëigend. Op het moment dat er geldbedragen werden overgemaakt wist verdachte al dat teruggave van dat geld onmogelijk was, nu hij al een groot aantal terug te betalen leningen was aangegaan, nog geen andere inkomsten genoot en er geen reëel zicht bestond op inkomsten in de voorzienbare toekomst. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij als financieel adviseur of als tussenpersoon handelde. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van het uitoefenen van een beroep in de zin van art. 322 Sr.

Het door verdachte binnengehaalde geld – uiteindelijk circa 600.000 euro – werd niet geïnvesteerd in portefeuilles of in een spaardepot gehouden, maar gebruikt voor de eigen ‘bedrijfsvoering’ en voor privéuitgaven. Slechts een klein deel kon verdachte in de beginperiode nog aan rente terugbetalen, maar uiteindelijk is terugbetalen aan de slachtoffers niet mogelijk gebleken. Vrijwel van meet af aan moet het voor de verdachte duidelijk zijn geweest dat hij niet zou kunnen voldoen aan zijn aangegane verplichting om maandelijks een aflossing met rente aan de slachtoffers te betalen.

Verdachte heeft op grove wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zijn slachtoffers in hem als financieel dienstverlener stelden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verdachte ontzet wordt uit zijn beroep van financieel adviseur voor de duur van 5 jaren.

Rechtbank Noord-Holland, 7 juli 2015

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBNNE:2015:3277