Betrokkene is accountant en heeft tot augustus 2019 onder meer de boekhouding gedaan voor een eenmanszaak. In de loop van 2019 is tussen partijen onenigheid ontstaan over de werkzaamheden aangaande het boekjaar 2018. De klant beëindigt de relatie, waarop de accountant nog een factuur stuurt voor zijn werkzaamheden voor het boekjaar 2017 van € 2.194,94.
Een specificatie is niet bijgevoegd. Later volgt ook nog een factuur voor de werkzaamheden voor het boekjaar 2018. De klant meent dat betrokkene tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld en dient een klacht in bij de Accountantskamer. Deze oordeelt in eerste aanleg dat de klacht deels gegrond is, omdat de factuur voor het boekjaar 2017 niet is voorzien van een urenspecificatie, terwijl de klant hem meermaals om een dergelijke specificatie had gevraagd. Een waarschuwing volgde.

Betrokkene stelt in hoger beroep dat hij de betreffende specificatie wel degelijk aan de klant heeft toegezonden, namelijk per e-mailbericht van 23 augustus 2019. Bij zijn hoger beroepschrift heeft hij een kopie van het e-mailbericht, de reactie van de klant daarop en de specificatie overgelegd. Betrokkene voert aan dat hij deze stukken naar eigen zeggen bij de zitting bij de Accountantskamer niet kon overleggen, omdat hij deze niet bij zich had, nu hij ervan uitging dat dit punt tussen partijen al was afgehandeld. Er was tijdens de zitting geen mogelijkheid om e-mails door te nemen en aan te tonen dat de gevraagde specificatie was verstrekt, zo licht betrokkene toe in zijn hogerberoepschrift. Hoewel betrokkene op zitting heeft aangegeven over deze e-mail te beschikken is dat niet vastgelegd in de uitspraak van de Accountantskamer.

Het College overweegt dat betrokkene op 23 augustus 2019 om 11.15  een e-mail bericht aan klager heeft gestuurd met als berichtkop “Bijlagen: specificatie bij factuur [… 1] .pdf”. De tekst van dit e-mailbericht luidt: “Nu met bijlage.”. De overgelegde specificatie van de factuur geeft een overzicht van gewerkte uren met betrekking tot “Financieel verslag en aangiften inkomstenbelasting 2017” en “BTW aangiften”.

Klager bestrijdt in hoger beroep niet authenticiteit van de e-mailberichten als zodanig maar verklaart dat bij het e-mailbericht van 23 augustus 2019 geen specificatie van de factuur is bijgesloten.

Het College acht aannemelijk dat de specificatie door klager is ontvangen. Hiertoe overweegt het College dat klager op de betreffende e-mail reageerde en schreef: “behalve van de nota over 2017, nooit een specificatie van eerdere nota’s heeft ontvangen”. Tevens is de ontvangst van het e-mailbericht van 23 augustus 2019 met de bijgesloten specificatie bevestigd door een collega die als ontvanger van die e-mail in cc stond. Naar het oordeel van het College heeft betrokkene met deze specificatie, die is uitgewerkt op uren-, medewerker-, en tariefniveau, voldoende inzichtelijk gemaakt welke werkzaamheden hij heeft verricht en in rekening brengt.

Het College vernietigt de uitspraak van de Accountantskamer en verklaart het klachtonderdeel ongegrond. De door de Accountantskamer opgelegde maatregel van waarschuwing komt te vervallen.

College van Beroep voor het bedrijfsleven 12 september 2023, ECLI:NL:CBB:2023:479 https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:CBB:2023:479