Belanghebbende heeft zonnepanelen laten installeren op zijn privéwoning. Hiervoor is aan belanghebbende een factuur met factuurdatum 26 maart 2013 gestuurd. Belanghebbende heeft zich op 27 juni 2013, naar aanleiding van het zogeheten Fuchs-arrest (HvJ) 20 juni 2013, C-219/12, ECLI:EU:C:2013:413, aangemeld als ondernemer voor de omzetbelasting en heeft daarbij verzocht om toekenning van een omzetbelastingnummer en om het aangiftetijdvak vast te stellen op één jaar. Op grond van het arrest (Fuchs-arrest), is eenieder die regelmatig stroom opwekt en levert aan een energiemaatschappij als ondernemer voor de omzetbelasting aangemerkt. Belanghebbende had zich aangemeld op 2 juli 2013 en de factuur van 26 maart 2013 bijgevoegd. De inspecteur heeft belanghebbende per 27 juni 2013 (datum aanmelding) aangemerkt als ondernemer en hem ook een aangiftebiljet uitgereikt over een tijdvak dat aanvangt op 27 juni 2013. Belanghebbende vult het aangiftebiljet echter in als ware het over een tijdvak vanaf 1 januari 2013 en claimt daarin de vooraftrek op de aanschaf van de zonnepanelen. De aangifte resulteert aldus in een teruggaaf. De inspecteur weigert deze teruggaaf omdat belanghebbende zich niet binnen een maand na afloop van het kwartaal waarin de factuurdatum valt, heeft aangemeld. Aan jurisprudentie van het Hof van Justitie voor de EU (i.c. het Fuchs-arrest) kan volgens de inspecteur geen terugwerkende kracht worden ontleend.

In geschil is of de inspecteur het verzoek om teruggaaf terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Het gerechtshof Den Bosch overweegt in de eerste plaats dat het vaste jurisprudentie is dat de uitleg die het Hof van Justitie voor de EU op grond van zijn bevoegdheid uit art. 267 VWEU geeft, de betekenis en de strekking van een voorschrift betreffen zoals het voorschrift vanaf het tijdstip van inwerkingtreden moet worden begrepen en toegepast. Dat betekent dat dergelijke beslissingen, zoals het Fuchs-arrest, ook gelden voor rechtsbetrekkingen van voor het arrest.

Het Gerechtshof acht daarnaast het Unierechtelijke doeltreffendheidsbeginsel geschonden. Dit beginsel houdt in dat uitoefening van door het Unierecht verleende rechten niet in de praktijk onmogelijk of uiterst moeilijk gemaakt mogen worden. Door een belanghebbende, die als ondernemer voor de omzetbelasting kwalificeert in verband met de aanschaf van zonnepanelen, niet dezelfde mogelijkheden te verschaffen om zijn recht op aftrek van voorbelasting te effectueren als iemand die om andere redenen dan de aanschaf van zonnepanelen als ondernemer voor de omzetbelasting kwalificeert, handelt de inspecteur in strijd met het Unierechtelijke doeltreffendheidsbeginsel. Aan belanghebbende is ten onrechte geen aangiftebiljet uitgereikt dat (mede) betrekking had op het eerste kwartaal van 2013. Het gerechtshof merkt de door belanghebbende ingediende aangifte aan als mede betrekking hebbend op de periode 1 januari 2013 tot en met 30 juni 2013.  Het door de belanghebbende ingestelde hoger beroep is dan ook gegrond.

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 4 mei 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1876

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2017:1876