Aan belanghebbende is over het jaar 2014 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting opgelegd, alsmede een vergrijpboete. Tevens zijn aan belanghebbende in het jaar 2015 een aanslag inkomstenbelasting opgelegd en een vergrijpboete. De vergrijpboetes zijn onder meer in geschil.

Belanghebbende is bestuurder van een Stichting en daarnaast was hij bestuurder van een BV waarin hij 50% van de aandelen hield. Belanghebbende heeft in 2015 de aangifte inkomstenbelasting 2014 ingediend. Daarbij is een uitkering van de Gemeente Twenterand in aanmerking genomen. In 2016 heeft belanghebbende de aangifte inkomstenbelasting 2015 ingediend. Voor het jaar 2015 is ook een uitkering van de Gemeente Twenterand in aanmerking genomen.

In 2015 en 2016 heeft de Inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek uitgevoerd naar de aanvaardbaarheid van de aangifte inkomstenbelasting 2014 en 2015. Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft de Inspecteur het belastbaar inkomen uit werk en woning gecorrigeerd met een gebruikelijk loon van € 44.000. Tevens is een vergrijpboete opgelegd van € 8.301.

De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de Stichting transparant is dan wel een afgezonderd particulier vermogen. Daarom kon hij er terecht van uitgaan dat belanghebbende ook een aanmerkelijk belanghouder is. Daarnaast verrichtte belanghebbende werkzaamheden voor de BV, waardoor er gebruikelijk loon in aanmerking dient te worden genomen. De Inspecteur meent dat er sprake is van (voorwaardelijk) opzet, waardoor vergrijpboetes van 50% passend en geboden.

Belanghebbende stelt dat de gebruikelijke loonregeling niet van toepassing is op hem, omdat hij niet in dienstbetrekking staat tot de BV. Daarnaast blijkt uit de statuten niet dat de Stichting fiscaal transparant is. Belanghebbende meent dat vergrijpboetes van 50% niet passend en geboden zijn, omdat belanghebbende door de lage uitkeringen van de gemeente Twenterand in moeilijke financiële omstandigheden verkeerd.

Op de Inspecteur rust de stelplicht en bewijslast dat het aan opzet van belanghebbende is te wijten dat te weinig belasting is geheven. Volgens het Hof heeft de inspecteur niet kunnen bewijzen dat belanghebbende ervan bewust is geweest dat door het niet opgeven van gebruikelijk loon te weinig belasting zou worden geheven. Het enkel verwijzen naar een passage op het aanslagbiljet van de navorderingsaanslag en het daarna niet stellen van de feiten en omstandigheden waardoor de boetes passend en geboden zijn, brengt met zich mee dat de boetes niet terecht zijn opgelegd. De enkele uitlating van de Inspecteur ter zitting dat de belanghebbende uitkeringsinstanties heeft misleid, levert evenmin de vereiste onderbouwing op.

Het hof vernietigt de boetebeschikkingen 2014 en 2015, omdat de Inspecteur niet aan zijn stelplicht en bewijslast heeft voldaan.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2019:9862