In deze strafzaak staan vier verdachten terecht voor het oprichten van een criminele organisatie waarbij verschillende opiumdelicten zijn gepleegd. In hoger beroep heeft de verdediging aangevoerd dat er ernstige inbreuk is gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde en het recht op een eerlijk proces. Het Hof Arnhem-Leeuwarden is met de verdediging van oordeel dat de waarheidsvinding door toedoen van het Openbaar Ministerie op verschillende manieren zodanig is belemmerd en verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de contacten die het Openbaar Ministerie heeft gehad met een getuige en dan met name of er daarbij toezeggingen aan die zijn gedaan en of, en zo ja in hoeverre, er dan sprake is geweest van belemmering van de waarheidsvinding. Hof Arnhem-Leeuwarden is van oordeel dat het gebrek aan transparantie in hoger beroep heeft geleid tot gebrek aan medewerking en gebrek aan inzicht in de onrechtmatigheid van het eigen handelen van het Openbaar Ministerie. Pas na veel gesleur van de kant van het hof en de verdediging, is er een meer volledig beeld tot stand gekomen van de aspecten die een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van de verklaringen van de getuige.
Het hof is van oordeel dat door de optelsom van de hierna genoemde omstandigheden een zodanig inbreuk is gemaakt op de volledigheid van de waarheidsvinding, dat hierdoor het Openbaar Ministerie ernstig tekort is geschoten in zijn bijdrage aan een eerlijk proces, zoals dat is gewaarborgd in artikel 6 EVRM:
- het niet nakomen van de verbaliseringsplicht ten aanzien van gunstbetoon;
- het (volhardend) gebrek aan transparantie over de omstandigheden waaronder de verklaringen van de getuige tot stand zijn gekomen;
- het aan de getuige als voorwaarde opleggen dat hij, ook tegenover de rechter, diende te zwijgen over de contacten met het Openbaar Ministerie door middel van het koppelen van een toezegging van strafvermindering;
- het verwijderen van een proces-verbaal en het hernummeren van ten minste één proces-verbaal en tenslotte; en
- het omzeilen van de wettelijke voorschriften die gelden voor het maken van afspraken met een verdachte getuige (in de vorm van een executiedeal).
Daarnaast is door het tijdsverloop als gevolg van de gebrekkige transparantie het verdedigingsbelang, het ondervragingsrecht en het uitgangspunt van ‘equality of arms’ geschonden. Van een ‘gelijk speelveld’ is door de gehele gang van zaken geen sprake meer. Het recht op een eerlijk proces is hiermee niet voldoende hersteld om het proces als geheel als eerlijk te kunnen aanmerken. Volgens het hof is sprake van een ernstige onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijke proces zin van artikel 6 EVRM. Daarom verklaart het hof het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk.
Hof Arnhem-Leeuwarden 28 november 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:7362, ECLI:NL:GHARL:2024:7363, ECLI:NL:GHARL:2024:7364, ECLI:NL:GHARL:2024:7365, ECLI:NL:GHARL:2024:7367
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2024:7362
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2024:7363
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2024:7364
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2024:7365
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2024:7367