Verdachte wordt verweten dat hij, als eigenaar van een boekhoud- en administratiekantoor, strafbare feiten ‘in de sfeer van fraude en witwassen’ heeft gepleegd. Verdachte is volgens de rechtbank ‘spin in het web’ geweest in het strafrechtelijk onderzoek ‘Spaniel’. Aan verdachte is onder meer tenlastegelegd een gewoonte maken van overtredingen van de Wwft, de Wtt en de Wft, alsook witwassen, belastingfraude en valsheid in geschrifte.

Verdachte wordt onder meer verweten opzettelijk geen cliëntenonderzoek (Wwft) te hebben uitgevoerd dan wel niet te hebben geadministreerd. Bij het bedrijf van verdachte was het gebruikelijk dat de medewerkers geen volledig cliëntenonderzoek verrichtten. Daartoe was volgens de rechtbank wel aanleiding omdat het bedrijf als postadres van cliënten fungeerde. Verdachte wordt aangerekend geen stukken – specifiek UBO-verklaringen – te kunnen overleggen waaruit het cliëntenonderzoek blijkt. Ten aanzien van de stukken die verdachte ter zitting heeft overlegd en waaruit het cliëntenonderzoek blijkt, kan niet worden vastgesteld of deze oorspronkelijk in de administratie zaten, aldus de rechtbank. Ook ten aanzien van vrienden, bekenden en de levenspartner van verdachte geldt de verplichting tot het doen en het vastleggen van cliëntenonderzoek. De rechtbank acht het gewoonte maken van overtredingen van de Wwft bewezen.

De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte in strijd met de Wtt zonder vergunning opzettelijk als trustkantoor werkzaam is geweest. Ten aanzien van 11 cliënten heeft verdachte het postadres van zijn bedrijf ter beschikking gesteld terwijl hij hun belastingaangiften en administratie heeft gedaan, aldus de rechtbank.

Ook zou verdachte (in het kader van de Wwft) ten onrechte geen melding van ongebruikelijke transacties hebben gedaan. De rechtbank benadrukt dat het feit dat het doen van een Wwft-melding kan leiden tot een verdenking jegens de melder niet aan de verplichting tot melden in de weg staat. De ongebruikelijke transacties die zijn verricht door verdachte of zijn medewerkers, en niet door cliënten, leiden in het kader van de Wwft niet tot een meldplicht. De rechtbank spreekt verdachte van de Wwft-verdenking met betrekking tot het niet-melden van ongebruikelijke transacties gedeeltelijk vrij.

De rechtbank acht tevens het (meermaals) plegen van witwassen, gewoonte maken van overtreding van de Wft, belastingfraude en valsheid in geschrifte bewezen.

De rechtbank overweegt dat het gezien de ernst en de omvang van de feiten niet anders kan dan dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Ten voordele van verdachte weegt dat de Wwft-feiten veel minder ernstig zijn gebleken dan door de officier van justitie werd gesteld. De rechtbank heeft in dat verband begrip voor het feit dat verdachte geen cliëntonderzoek heeft verricht naar vrienden en zijn levenspartner.

De rechtbank veroordeelt verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Rechtbank Rotterdam 22 juni 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:5017