Verdachte is veroordeeld voor witwassen en het leidinggeven aan een administratiekantoor dat structureel opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting heeft ingediend voor verschillende bedrijven.

Verdachte geeft sinds 2004 leiding aan en is verantwoordelijk voor een administratiekantoor dat aangiften omzetbelasting voor diverse ondernemingen indiende. Uit onderzoek van de FIOD is gebleken dat er 84 aangiften omzetbelasting zijn ingediend vanaf een IP-adres dat behoort bij een adres in Amsterdam, alwaar het administratiekantoor is gevestigd. Deze aangiften zouden onjuist zijn ingediend, omdat de voorbelasting per saldo hoger was dan de verschuldigde omzetbelasting zodat de betreffende belastingplichtige ondernemingen het verschil van de Belastingdienst hebben terugontvangen. Dit terwijl er nauwelijks of geen bedrijfsactiviteiten waren verricht. De Belastingdienst zou bijna één miljoen euro ten onrechte hebben uitbetaald.

De Rechtbank is van oordeel dat is komen vast te staan dat het administratiekantoor de onjuiste aangiften omzetbelasting heeft ingediend bij de Belastingdienst. Hoewel niet kan worden vastgesteld wie de onjuiste aangiften feitelijk heeft ingediend, is aannemelijk dat dit door de verdachte, al dan niet in samenwerking met andere personen die bij het administratiekantoor werkzaam waren, is gedaan. Verdachte heeft ter zitting ook geen verklaring willen geven over de gang van zaken binnen het administratiekantoor. Naar het oordeel van de Rechtbank moet verdachte hebben geweten van de strafbare gedragingen. De dagelijkse leiding over het administratiekantoor was namelijk alleen in handen van verdachte.

Daarnaast acht de Rechtbank bewezen dat verdachte met de pinpas van de verschillende bedrijven waarvoor het administratiekantoor de aangiften indiende, geld heeft opgenomen in verschillende casino’s. De Rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen voor een bedrag van € 93.350.

De Rechtbank houdt bij de strafmaat rekening met het feit dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten en ten tijde van het plegen van de delicten waarvoor hij thans wordt veroordeeld, nog in een proeftijd liep. Daarnaast wordt rekening gehouden met het feit dat de redelijke termijn is overschreden met 16 maanden. Een veroordeling volgt tot een gevangenisstraf van 24 maanden en een geldboete ter hoogte van € 16.500.

Rechtbank Amsterdam, 16 november 2015

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2015:8795