Het Hof acht ten laste van verdachte bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leidinggeven aan het opzettelijk indienen van onjuiste aangiften omzetbelasting. Hoewel verdachte omzetbelasting op facturen van door X BV verrichte diensten in rekening heeft gebracht, heeft hij verzuimd om de omzetbelasting volledig aan te geven en te voldoen. Verdachte heeft op de aangiften omzetbelasting telkens een te laag bedrag aan verschuldigde omzetbelasting opgegeven.

Uit het procesdossier komt volgens het Hof naar voren dat verdachte al meteen nadat hij de onderneming had overgenomen, is begonnen met fraudeleuze handelingen. Verdachte heeft naar het oordeel van het Hof geen openheid van zaken kunnen geven met betrekking tot vragen hoe hij ertoe gekomen is voor twee miljoen euro een bedrijf te kopen van de echtgenoot van zijn schoonzus en diens broer, welke beiden na de verkoop nog als accountmanager voor het bedrijf zijn blijven werken tegen een zeer hoog salaris, onder de verplichting voor verdachte om maandelijks een bedrag van € 150.000 af te lossen aan de broers. Een en ander heeft vragen opgeroepen, mede omdat een van de broers bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij het bedrijf nooit verkocht zou hebben als er maandelijks zoveel winst uit gehaald kon worden en dat het bedrijf te koop stond omdat de onderneming minder goed liep.

Verdachte heeft verklaard dat de voormalige eigenaren van het bedrijf niets afwisten van zijn onjuiste belastingaangiften en ook uit het dossier is niet gebleken van bewijs daarvoor. Het Hof gaat er daarom vanuit dat verdachte alleen heeft gehandeld. Over zijn gedragingen heeft verdachte ter zitting verklaard dat een of meer geldschieters zich voor de aankoop van het bedrijf teruggetrokken hadden, maar dat hij het bedrijf desalniettemin heeft gekocht omdat het hem qua carrière een mooie kans leek. Hij heeft daarbij – naar eigen zeggen – te veel hooi op zijn vork genomen. In de tenlastegelegde periode was verdachte naar eigen zeggen gokverslaafd en heeft hij grote bedragen aan gokken uitgegeven. Dit heeft kennelijk – naar het oordeel van het Hof – ertoe geleid dat verdachte direct na de aankoop welbewust is gaan frauderen.

Het belastingnadeel bedraagt € 1.018.128. Dit bedrag is gebaseerd op het nadeel dat is ontstaan als gevolg van veertien zich in het dossier bevindende onjuiste aangiften omzetbelasting. Hoewel in de tenlastelegging slechts vijf van die veertien aangiften omzetbelasting zijn gespecificeerd, is het Hof met de Rechtbank van oordeel dat bij de straftoemeting rekening kan worden gehouden met het nadeel dat is ontstaan als gevolg van het indienen van al die aangiften. Verdachte heeft de fiscus als financier gebruikt voor eigen geldelijk gewin, kennelijk ofwel om de aankoopsom van zijn onderneming te financieren ofwel om zijn gokverslaving te kunnen bekostigen. Het door verdachte aangevoerde voornemen om later door middel van het indienen van suppletieaangiften de te weinig betaalde omzetbelasting alsnog te betalen, doet naar het oordeel van het Hof niet af aan de laakbaarheid van zijn handelen. Immers is gebleken dat de verschuldigde omzetbelasting nog steeds onbetaald is gebleven.

Omdat de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep is overschreden, zal het Hof een strafkorting toekennen van 3 maanden gevangenisstraf. Het Hof veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 21 maanden.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2019:1242