Het OM verwijt een echtpaar dat zij gezamenlijk opzettelijk onjuiste aangiften inkombelasting over de jaren 2007 t/m 2014 hebben gedaan. Het echtpaar zou via diverse buitenlandse entiteiten gelden afkomstig uit de eigen onderneming op een Luxemburgse bankrekening hebben ontvangen die niet in de aangiften werden aangegeven. De Belastingdienst zou € 124.250 aan belastingheffing zijn misgelopen. De verdediging betoogt dat bij beide verdachten geen sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet tot het doen van de onjuiste aangiften.

Rechtbank Overijssel stelt in het kader van de bewijsoverwegingen vast dat het echtpaar feitelijke beschikkingsmacht had over de buitenlandse entiteiten; zij ondertekenden besluiten en notulen, stelden algemene jaarrekeningen vast en maakten gebruik van een “Letter of Wishes”. Het echtpaar kon zodoende met de buitenlandse entiteiten ‘onder het mom’ van een gift of lening dividend aan zichzelf laten uitkeren, aldus de rechtbank. Volgens de rechtbank kon het dan ook niet anders dan dat verdachten wisten dat de ontvangen bedragen uit eigen onderneming afkomstige dividenduitkeringen waren.

Ten aanzien van de echtgenote overweegt de rechtbank dat zij niet het initiatief heeft genomen, maar haar bijdrage aan wel blijkt uit het feit dat zij samen met haar echtgenoot de bankrekening in Luxemburg heeft geopend, agenda’s en notulen opstelde en voorts samen met haar echtgenoot als fiscaal partners aangifte deed. Ten aanzien van beide verdachten acht de rechtbank het tenlastegelegde bewezen.

De echtgenoot heeft ter verdediging tevens verklaard dat hij op advies van bedrijf X is begonnen met de dividendstructuur. De rechtbank heeft dit als verzoek op rechtsdwaling aangemerkt en overweegt dat niet duidelijk is om welk advies is gevraagd en welk advies is gegeven. Tevens heeft de echtgenoot op zitting verklaard niet te hebben gevraagd naar de juridische houdbaarheid van de structuur en/of een second opinion. Gelet op de complexiteit van de materie had dit wel van hem mogen worden verwacht. De rechtbank concludeert dat een beroep op rechtsdwaling niet kan slagen.

De rechtbank betrekt in het kader van de strafmaat onder meer het fiscaal nadeel van € 124.250, de overschrijding van de redelijke termijn (waarbij een deel van de overschrijding wordt toegerekend aan de verdediging wegens het doen van onderzoekwensen) en het blanco strafblad van verdachten.

De rechtbank acht alles afwegende voor de echtgenoot een taakstraf op van 215 uur en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van een jaar passend. Aan de echtgenote legt de rechtbank een taakstraf van 150 uren op en eveneens een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van een jaar.

(Echtgenoot) Rechtbank Overijssel, 16 maart 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:997 https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2023:997

(Echtgenote) Rechtbank Overijssel, 16 maart 2023 ECLI:NL:RBOVE:2023:998 https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2023:998