Verdachte is een bedrijfsmatig handelende verkoper van onder andere edelstenen, edele metalen, sieraden en juwelen. Verdachte is ten laste gelegd dat hij in de periode januari 2010 tot en met februari 2011 meerdere ongebruikelijke transacties – bestaande uit contante betalingen boven de € 15.000 – niet onverwijld heeft gemeld (art. 16 Wwft). Daarnaast zou verdachte opzettelijk hebben nagelaten cliëntenonderzoek te verrichten door niet de identiteit van de wederpartij(en) te controleren en/of de gegevens van deze ‘cliënten’ niet dan wel onvolledig op toegankelijke wijze hebben bewaard (art. 3 jo. 33 Wwft).
De Rechtbank acht bewezen dat verdachte inderdaad in strijd heeft gehandeld met artikel 16 en 3 Wwft.
Ten aanzien van het niet bewaren van de cliëntgegevens is door de Officier van Justitie vrijspraak gevraagd. Dit feit is cumulatief/alternatief ten laste gelegd aan verdachte. De Officier van Justitie heeft aangevoerd dat zij voor deze constructie heeft gekozen, omdat in het verleden is gebleken dat verdachten soms ter zitting alsnog stukken overleggen waaruit zou kunnen blijken dat er destijds wel cliëntenonderzoek was verricht. In dat geval dient verdachte vervolgens te worden vrijgesproken voor het niet doen van cliëntenonderzoek. Door deze constructie kan evenwel alsnog een veroordeling volgen voor het niet bewaren van de cliëntgegevens ex art. 33 Wwft. Nu is gebleken dat verdachte geen cliëntenonderzoek heeft gedaan, moet volgens de officier van justitie vrijspraak volgen van het cumulatief/alternatief ten laste gelegde. De Rechtbank volgt de Officier van Justitie en spreekt verdachte vrij van het niet bewaren van de cliëntgegevens.
Ten aanzien van de strafbaarheid van de eerste twee verwijten overweegt de Rechtbank dat er geen aannemelijke rechtvaardigings- of strafuitsluitingsgrond aanwezig is. De Rechtbank overweegt dat verdachte, door meermaals na te laten de ongebruikelijke transacties te melden en het cliëntenonderzoek te verrichten, de overheid de mogelijkheid heeft ontnomen om zicht te krijgen op geldstromen die kunnen duiden op criminaliteit en strafbare feiten.
De Rechtbank volgt de strafeis van de Officier van Justitie en legt een geldboete op van € 45.000, waarvan € 15.000 voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren.
Rechtbank Amsterdam 28 februari 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:1117
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2017:1117