Tijdens een door de Douane uitgevoerde controle aan boord van een motorschip dat blanke biodiesel vervoerd wordt vastgesteld dat in de brandstoftanks van het schip gasolie aanwezig is. Dit wordt gebruikt voor de vrijgestelde doelstelling, te weten de voortstuwing van het schip. Van de aanwezige gasolie worden diverse monsters genomen, die vervolgens pas ruim vijf maanden later worden onderzocht in het Douanelaboratorium. Uit het onderzoekt volgt dat er in de gasolie een lager gehalte aan Solvent Yellow 124 (hierna SY) aanwezig is dan is voorgeschreven in artikel 13, eerste en tweede lid van de Uitvoeringsregeling Accijns. Op het moment van de controle waren er tankbonnen van twee recente tankbeurten aanwezig. De Douane neemt vervolgens het voornemen tot het opleggen van een naheffingsaanslag accijns vanwege het niet voldoen aan het wettelijke voorgeschreven SY-gehalte. De douane meent dat de blanke biodiesel is vermengd met de rode gasolie.

Eiser stelt beroep in tegen de naheffingsaanslag en voert onder meer aan dat er herkomstbescheiden (tankbonnen) zijn overgelegd en dat hij op geen enkele wijze hoefde te vermoeden dat de gasolie een afwijkend SY-gehalte zou hebben.

Verweerder concludeert tot ongegrond verklaring van het beroep.

Eiser komt in het licht van artikel 66, eerste lid, letter a van de WA in aanmerking voor een vrijstelling voor accijns ten aanzien van de gasolie indien deze wordt gebruikt voor de aandrijving van een schip en er voldaan is aan het voorgeschreven SY-gehalte. Verweerder moet daarentegen bewijzen dat eiser accijnsgoederen voorhanden heeft als bedoeld in artikel 2 van de WA. Het te lage SY-gehalte verklaart verweerder door te stellen dat de op het schip aanwezige blanke biodiesel door eiser moet zijn vermengd met de gasolie. Over de biodiesel zijn geen accijns betaald. Verweerder stelt nu alle aanwezige gasolie niet voldoet aan de wettelijke vereisten hierover nu accijns zijn verschuldigd.

De rechtbank overweegt dat verweerder heeft nagelaten enig onderzoek te doen naar de herkomst van de gasolie, te meer nu er wel herkomstbescheiden aanwezig zijn. De opmerking dat de tankbonnen afkomstig zijn van bekende bunkerstations en zodoende moet hebben voldaan aan de wettelijke eisen acht de rechtbank onvoldoende. Daar komt bij dat de afwijking in het SY-gehalte slechts gering is. Ook zit er ruim vijf maanden tussen de analyses van het Douanelaboratorium en de uitgevoerde controle. De enkele stelling dat dit tijdsverloop geen invloed heeft op het SY-gehalte in de monsters overtuigt de rechtbank ook niet.

De rechtbank komt tot de slotsom dat verweerder met het nalaten van nader onderzoek naar de herkomst van de gasolie onvoldoende oog heeft gehad voor de belangen van eiser. Daarnaast staat vast dat de gasolie niet anders dan voor vrijgestelde doeleinden kan worden gebruikt en het SY-gehalte slechts in geringe mate afwijkt. Verweerder slaagt niet in de op hem rustende bewijslast. De naheffingsaanslag, beschikking belastingrente en boetebeschikking worden vernietigd.

Rechtbank Gelderland 2 november 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:4871